Scroll Top

“Wie van taal houdt, houdt van de avonturen van Alice”

Phlizz

Online magazine van het Lewis Carroll Genootschap

In Phlizz (okt. 2023) zijn al veel woorden besteed aan de vertaling van Imme Dros. De duidelijke uitleg omtrent logica en de lastige vertalingen ervan door Bas Savenije en de recensie met goed onderbouwde kritische opmerkingen van Henk van Viegen. Ik had het boek nog maar vluchtig gezien maar heb nu wat beter gekeken naar drie puns uit de communicatie met de Soepschildpad en de Griffioen, het eerste en het laatste gedicht en tenslotte het nawoord.

Het gesprek met Griffioen en Soepschildpad

In november 1994 heb ik in de  Wonderland-Spiegel de Friese vertalingen van deze drie puns vergeleken met die in een aantal andere talen. In dat licht vond ik het aardig diezelfde drie in Imme Dros haar vertaling te bekijken. Het gaat om ‘het krimpende leerplan’ (eind hoofdstuk 9), de ‘witvis-kwestie’ m.b.t. “It does the boots and shoes” en de ‘porpoise/purpose-pun’ (beide begin hoofdstuk 10).
Elke dag een uur minder les: “(…) they’re called lessons, (…) because they lessen from day to day.” Reedijk en Kossmann hebben een “vondst”: zij kennen het onderwijs dat je behoort te genieten maar, “daar geniet je iedere dag minder van.” Ook Matsier is het goed gelukt: “Zo lesten we onze dorst naar kennis steeds sneller, (…) vandaar de uitdrukking ‘lest best’”. Mooi ook omdat “les” er nog in blijft. Dros laat de Soepschildpad vertellen dat ze elke dag een uur minder les hadden. Alice roept dan uit: “Wat een raar rooster!” “Het was een spoedcursus,” zei de Griffioen. “Elke dag kreeg je wat meer spoed.” Ook vergeleken met de Friese vertaling van Tiny Mulder, die “les” erin kan houden, vind ik dit van Dros wel wat magertjes.

p. 82, ill. Linde Faas

Waarom de whiting whiting heet? Ja, “It does the boots and shoes.” Alice haar schoentjes worden gepoetst met “blacking” en hoe moet je dat nou vertalen? In het artikeltje in de Wonderland-Spiegel noem ik een tiental verschillende oplossingen waaronder ook ‘weglaten’! Bué, de eerste Franse vertaler doet dat bijvoorbeeld. Matsier trekt Alice witte schoenen aan en haar schoenen worden met “witsel” gedaan, in zee met “witvis”. (In die uitgave met de illustraties van Tenniel zijn ze trouwens zwart en in de uitgave met de illustraties van Browne zijn ze rood en worden ze met “zwartsel” gepoetst!) In het Fries is whiting ‘gewoon’ witing. Mulder heeft het soms makkelijker; ze kan dichter bij het origineel blijven. Dros maakt van de whiting een Platvis (ja, ook Snail schrijft ze met een hoofdletter). Die is niet zoals de wijting door de val in zee met zijn staart in de bek komen vast te zitten, nee, de Platvis is door de val plat geworden en daardoor kan hij goed gebruikt worden want ze “pletten alles”. Alice begrijpt er niks van en vraagt: “Pletten?” “Ja. Waarmee pletten ze jouw kleren?”, vraagt de Griffioen, “Wat maakt ze zo glad (…) zo zonder kreukels?” Het poetsen van schoenen wordt dus het strijken van kleren. Inventiever dan Van Oven – van Doorn, zij  komt met “bakschollen” op de proppen en rijdt in een bakfiets van de bakschollen ook een eind van het origineel vandaan. Ja, je moet wat.

We blijven in het eerste couplet van het danslied:

De eerste twee regels leveren al weer een discussie op: “Will you walk a little faster?” said a whiting to a snail. / “There ‘s a porpoise close behind us, and he’s treading on my tail.” Alice stelt dat  wanneer zij de wijting was ze tegen de bruinvis zou zeggen: “Keep back, please! We don’t want you with us!”. Maar de Mock Turtle antwoordt dat er nooit een verstandige vis ergens heen gaat zonder ‘porpoise’. Als Alice hem verbetert: “Don’t you mean ‘purpose’?”, dan raakt de Mock Turtle geïrriteerd en er wordt meteen ergens anders over gesproken. Dit is inderdaad heel lastig. In tenminste twee Duitse vertalingen is de passage geschrapt. Van Oven-van Doorn neemt een haring in plaats van een wijting en ze zegt dat niemand zonder ‘haar-ring’ naar een bal gaat. Bij Reedijk en Kossmann verdwijnt het woordspel en Matsier probeert het wat geforceerd met een dolfijn omdat men elkaar altijd een ‘dolfijne reis’ wenst. Dros komt met een inktvis en laat de Soepschildpad zeggen: “Als een vis mij kwam vertellen dat hij op reis ging, zou ik allereerst vragen: Met welke inktvis?” Natuurlijk vraagt Alice waarom en hij antwoordt: “Hoe kan hij mij anders schrijven”. Hier verdwijnt het woordspel dus ook.

Het eerste en het laatste gedicht

De eerste, “All in the golden afternoon”… het eindrijm heeft Dros in de zeven coupletjes van zes regels netjes overgenomen en ook het strakke metrum houdt ze vast. In regel 2 van het eerste en in regel 3 van het vijfde couplet lees ik een niet-functioneel lijkende antimetrie, alsof het roeien even hapert wat best mogelijk is omdat de Liddel-zusjes nog ‘Liddel skill’ hebben. Was dat de bedoeling?

Van een droom is in het eerste couplet van het origineel nog geen sprake maar bij Dros wel: “Het leven lijkt een droom.” Dit voelt niet gemaakt. De eend in het tweede couplet is er wel “aan de veren” bijgehaald; het subtiele “the tinest feather” wordt een vreemde eend en in het zesde couplet ontkomt deze zelfs nauwelijks aan de dood. Nogal geforceerd, maar wat doet zo’n vreemde vogel met het gedicht en met een lezer die het origineel niet kent? Natuurlijk kan ik geen enkele vertaling van ‘Alice’ objectief beoordelen en bovendien, waarom zou je een waardering per se of alleen maar  baseren op vergelijking met het origineel. Toch moet een vertaler wel wat meer weten rond het object dan alleen de tekst. Zou mevrouw Dros gedacht hebben aan de achternaam van de drie meisjes toen ze drie maal in dit eerste coupletje “little” las? Vast wel.

Imme Dros heeft bij mij wel precies het ‘juiste gevoel’ opgeroepen, vooral door het laatste couplet waarin al die weemoed ligt … kan dat alleen maar dankzij mijn ‘weet van’ de bijzondere band die Alice en Dodgson hadden en alle droevige afstandelijkheid die later volgde? Kínderen weten dit niet, de meeste (groot)ouders ook niet. Wat het gedicht, ook in het Engels, losmaakt bij die onwetende lezers … ik weet het niet.

p. 210 (naast het gedicht ‘Droom’),
ill. Linde Faas

De laatste, “A boat, beneath a sunny sky,”…  bestaat ook uit zeven coupletjes, nu van drie regels en het gedicht blikt terug op die gedenkwaardige julidag, negen jaren eerder. Ook hier is keurig het schema van het eindrijm overgenomen maar het metrum is ook af en toe wat haperend; het ‘lingering’ van Carroll lukt bij Dros niet. (Carroll gebruikt het woord ook in het laatste couplet!) Zeker vier keer stoort het me, bijvoorbeeld in “Even maar na het riemgeklater,” of in  “Langzaamaan wordt het donker – later -”. Hier ‘hoort’ die kalme ‘Carrolviervoeter’.

Dros gebruikt twee maal het beeld van de cirkels die door de riemen in het water verschijnen en later verdwijnen, daarmee het verglijden van de tijd aangevend, mooi. Ja, wat is vertalen… ook ‘hetzelfde opnieuw vertellen’ in een wat ruimere interpretatie. Er zijn mooie enjambementen zoals “Al zie ik als de dag van heden // soms als ik slaap hoe in die boot / Alice van mijn verhaal genoot / (…)”  Na “heden” begint zelfs een nieuw coupletje, daar wordt het wel ‘lingering’ dus, mooi! Jammer van het ontbreken van een kommaatje na “slaap”, dat stoorde mijn eerste lezing.

Ik vind dit gedicht van Carroll één van zijn mooiste, weer golft de weemoed, weer die virtuoze taal en weer dat gemak waarmee het geschreven lijkt. Jammer dat de allermooiste regel eigenlijk ontbreekt in deze vertaling: “She still haunts me, phantomwise,” maar die pijnlijke melancholie lees je gelukkig wel tussen de regels door.

Het nawoord, Imme Dros over Alice in Wonderland

De laatste zin van Dros’ nawoord is: “Wie van taal houdt, houdt van de avonturen van Alice”. Voor mij gaat dat op. Maar juist als ‘Alice’- en taalliefhebber doet het nawoord me twijfelen of het wel door haar geschreven is.

“De avonturen van Alice staan op zichzelf” is de éérste zin; wat bedoelt mevrouw Dros daarmee? De avontúren staan immers niet op zichzelf maar wel vaak wonderlijk los van elkaar in het ‘nonsensfantasieverband’. Nee, waarschijnlijk bedoelt mevrouw Dros de beide boeken die uniek zijn, niet te classificeren. Vaak worden Wonderland en Spiegelland bijvoorbeeld tot de “sprookjes” gerekend maar dat zijn ze natuurlijk niet. Aansluitend schrijft Dros dat geen enkele tekst zoveel invloed heeft gehad op de (“vooral Engelse”) literatuur. Waar heeft Imme dat gelezen? Of ‘citeert’ ze hier ook  Virginia Woolf die ze in dezelfde zin erover laat zeggen “geen boeken voor kinderen maar boeken waarin wij kinderen worden.”

ill. Linde Faas

In de volgende alinea noemt ze Carroll een “briljant wiskundige en classicus”. Afgezien van dat de briljante wiskundige Dodgson heette en deze als kind al en ook als student heel goed was in de klassieke talen, is mij niet bekend of hij als classicus iets heeft gedaan, misschien gedoceerd? Overigens, moet ik “briljant” ook lezen als behorend bij “classicus”?

In dezelfde alinea: “Als de oudste zoon van elf kinderen, waaronder zeven zusjes (…)”. (Volgens mij behoort Imme tot de generatie die (nog) schrijft: “onder wie”.) Door deze formulering kan de snelle lezer trouwens makkelijk denken dat Charles  de oudste was maar er waren twee zussen eerder geboren. Ook hier, waarom niet wat meer expliciet?

De volgende zin gaat over zijn gelukkige kindertijd die hij doorbracht in een dorpspastorie maar die gevolgd werd “door een ellendige lagere schooltijd: hij stotterde en werd gepest.” Wat een onzin! Als Charles elf jaar is, verhuist de familie van Daresbury naar Croft en tot in dat jaar geniet hij thuis onderwijs van vooral mama! Dat was in het milieu heel normaal.  In 1844 gaat hij naar een school (niet de “lagere school”!) in Richmond en woont bij de ‘bovenmeester’ in huis, meester Tate, een heel aardige man en Charles heeft het daar heel erg naar zijn zin. De eerste dagen wordt hij door klasgenoten een beetje ‘uitgeprobeerd’ en hij schrijft daarover een humorvolle brief aan één van zijn zusters. Pas in januari 1846 volgt Rugby alwaar hij bijna vier jaren zou blijven; dáár had hij het, zeker in het begin, niet gemakkelijk!

“Toen hij eenmaal in Oxford studeerde, leerde hij (…) Liddell kennen en zijn dochters (…)”. Charles begon zijn studie in ‘50, de familie Liddell kwam pas in ‘55. De drie meisjes, Lorina, Alice en Edith,  waren toen zes, drie en één. Zij “kwamen veel op de studentenkamer (…)” Tja, Charles was eigenlijk in ‘55 geen student meer, hij was toen bijvoorbeeld al “sub-librarian” maar woonde nog wel in het “chapter house”, onderdeel van “the cloisters of Christ Church”. Pas in ‘62 verhuisde hij naar de voorkant van het grote gebouw. In ‘68 kreeg hij de twee verdiepingen boven die ruimte waar hij tot aan zijn dood in ‘98 bleef wonen. Van april ‘58 tot mei ‘62 missen zijn dagboeken en moeten we het helaas doen met de aantekeningen die zijn neef Collingwood publiceerde in de eerste biografie die nog in ‘98, het sterfjaar, verscheen. Wat mevrouw Dros zegt: “De drie meisjes kwamen veel op zijn studentenkamer”, kan waar zijn maar is voor zover ik weet niet aan te tonen; wel kwam hij veel in de deanery en zeker kreeg hij veel bezoek vanaf ‘62.

De vierde alinea beschrijft de befaamde ontstaansgeschiedenis van het verhaal en Dros stelt: “De titel werd later: Alice in Wonderland (…)”. Vaak wel ja, voor het gemak, maar in Nederland niet bij Van Oven – van Doorn, Reedijk/Kossmann/Bulthuis, Matsier, Engelsman … meer heb ik niet opgezocht. Ik geloof ook niet dat Alice aan Dodgson vroeg van het verhaal een boek te maken, nee, ze vroeg hem het op te schrijven. “Het tweede deel, Alice Door de spiegel”, volgde zes jaar later(1871).” De titel in Dros’ vertaling is Alice en haar avonturen door de spiegel; waarom ze eerst “Door” met een hoofdletter schrijft en waarom de titel op pagina 99 met “en haar avonturen” erbij? Foutjes?

De zin “Lewis Carroll eindigde de twee boeken met de versregel: Life, what is it but a dream.” beslaat bijna de hele vijfde alinea. Ik zou ook dit weer preciezer wensen want Carroll eindigt alléén Through the Looking-Glass ermee en ik zou eraan toevoegen dat hij Alice’s Adventures in Wonderland ook met ‘dromen’ begint en wel in het láátste couplet van het openingsgedicht. Dros doet daar trouwens zelfs een schepje bovenop door in haar (wel erg) vrije vertaling van het gedicht in het éérste couplet al te schrijven: “Het leven lijkt een droom.”

“De avonturier die Alice wil vertalen in het Nederlands of welke andere taal ook, weet dat er voetangels en klemmen op de weg liggen.” Waarom Alice niet tussen aanhalingstekens? Waarom moet  “in” tot en met “ook” daarbij? Eén van de “voetangels” is dat er bijvoorbeeld voorwerpen in het origineel voorkomen die kinderen van nu niet kennen omdat ze niet meer gebruikt worden en Dros geeft een voorbeeld, de veiligheidsspeld … nee, dat woord is niet in de vergetelheid geraakt maar de vingerhoed, die zij ermee vervangt, wel. Henk van Viegen heeft hierover zijn mening al gegeven en ik ben het helemaal met hem eens, het is een iconisch bekertje! Ik heb nog niet het héle boek gelezen vanuit deze optiek, maar ik zag wel dat Shakespeare ‘gewoon’ in de vertaling is blijven staan evenals inktpot, lei, zonderling, krijgsregels, wapenrusting en karmozijnrood. Even bladeren en je hebt zomaar een stelletje begrippen die kinderen van nu niet kennen. Dat arme vingerhoedje … en waar dienen illustraties (trouwens ook) toe?

Over moeilijke woorden gesproken, dit nawoord is kennelijk niet bedoeld voor de jeugdige lezers maar voor de opa’s en oma’s die het aan hun kleinkinderen geven, getuige het citaat(?) van Woolf of van een begrip als ‘equivalent’ dat in de laatste alinea gebruikt wordt. Daar legt Imme uit hoe lastig het is voor de woordgrappen “een equivalent te vinden in de eigen taal.” De punt kon ook wel na “vinden”.

Waarom van dit nawoord niet een vóórwoord gemaakt en dan aan kínderen gericht? Probeer een beetje uit te leggen wat een idioot boek ze (misschien) gaan lezen. Vertel iets over die wonderlijke, stotterende professor die met kinderen gewóón kon praten! Of over de bijzondere spelletjes die hij bedacht. Van die dingen. En hoe het krankzinnige verhaal ontstond en dat het verboden is méér dan één hoofdstuk per dag te lezen … eigenlijk niet meer dan een paar bladzijden en dat ze daarover eerst zouden moeten praten met iemand of erover nadenken of -beter- nadrómen.

Voor een tweede druk?  Zal die er komen? Dan wel met véél meer illustraties van Linde Faas!

Leens, december 2023

p. 97, ill. Linde Faas

[print_button]