Scroll Top

Boekbespreking: ‘The Making of Lewis Carroll’s Alice and the Invention of Wonderland’ van Peter Hunt

Phlizz

Online magazine van het Lewis Carroll Genootschap

(Dit artikel verscheen eerder in het Engels op https://www.alice-in-wonderland.net/blog/2020/07/book-review-the-making-of-lewis-carrolls-alice-and-the-invention-of-wonderland/#comment-25800)

In juni verscheen een nieuw boek over de oorsprong van the ‘Alice’-boeken: “The making of Lewis Carroll’s Alice and the Invention of Wonderland”, geschreven door Peter Hunt.

In het boek bespreekt Hunt voornamelijk de drie ‘lagen’ die te vinden zijn in de Alice in Wonderland-boeken (inclusief Alice’s Adventures Under Ground):

  1. Persoonlijke grapjes die alleen Alice en haar zussen zouden begrijpen (voornamelijk in “Alice’s Adventures Under Ground” en “Alice’s Adventures in Wonderland”);
  2. Verwijzingen naar zaken in hun maatschappelijke omgeving;
  3. Dodgson’s persoonlijke gedachten en gevoelens (voornamelijk in “Through the Looking Glass”).

Hoofdstuk 1 behandelt hoe het verhaal ontstond: begonnen tijdens een boottochtje en verder ontwikkeld in de loop der tijd. Er wordt ook onderzocht in hoeverre de echte Alice overeenkomt met de Alice uit het verhaal en wat voor persoon Charles Dodgson was.

In hoofdstuk 2 worden de ‘Alice’-boeken binnen de historisch context van kinderboeken geplaatst: wat voor kinderboeken gingen er aan vooraf en hoe ontwikkelden deze zich van moralistische verhalen tot verhaaltjes die meer gericht waren op amusement voor kinderen, en welke kinderboeken, versjes en gedichten hebben Dodgson’s verhalen mogelijk beïnvloed?

Hoofdstuk 3 belicht de ‘eerste laag’, oftewel alle dingen in de verhalen die de echte Alice bekend zouden zijn, zoals gebeurtenissen en gedichten die ze zou hebben herkend.

Hoofstuk 4 belicht de ‘tweede laag’: maatschappelijke verwijzingen, onder andere naar politieke situaties en bekende Victorianen.

In hoofstuk 5 lezen we over de ‘derde laag’. Er worden verwijzingen besproken die vooral volwassenen in plaats van kinderen zouden herkennen, Dodgson’s persoonlijke gevoelens die in de tekst terug te vinden zijn, en hoe hij zichzelf laat terugkomen in personages in het verhaal.

Het boek eindigt met hoofdstuk 6, dat ons informeert over wat er na publicatie van de ‘Alice’-boeken terecht is gekomen van de personen die in het boek een vermelding krijgen, maar ook over het succes van de boeken, andere publicaties van Dodgson en vertalingen, ‘vervolgen’ en boeken gebaseerd op de ‘Alice’-boeken door andere auteurs.

Ik weet niet of het alleen bij mijn exemplaar is, maar ik trof enkele inktvlekken aan op sommige pagina’s, en sommige woorden zagen een beetje bruinig uit in plaats van zwart. Maar los van dat, ziet het boek er mooi uit en voelt het fijn aan: het heeft een prettige lay-out, dikke pagina’s en is volgestopt met illustraties, zowel zwart-wit als kleurenillustraties en –foto’s – hoewel deze niet altijd een directe relatie hebben tot wat er in de tekst wordt verteld. Het boek telt 128 pagina’s, dus vanwege alle plaatjes kun je het relatief snel uit hebben.

De schrijfstijl van Peter Hunt is prettig: hij heeft een vertellende stijl die je gemakkelijk door alle 6 de hoofdstukken leidt.

Hunt’s boek is erg geschikt voor mensen die nog niet bekend zijn met, of zich net bewust beginnen te worden van alle verschillende lagen die er in de ‘Alice’-boeken zitten, en die het interessant vinden te ontdekken waarom het niet alleen (of liever, eigenlijk helemaal niet) slechts kinderboeken met nonsens zijn.

Hunt doet overigens geen poging om uitputtend te zijn. Hij benoemt veel voorbeelden van meer of minder verborgen verwijzingen, maar probeert niet een complete lijst van alles wat er tot nu toe ontdekt is (of gespeculeerd wordt) te bieden.

Hoewel hij regelmatig opmerkt dat sommige verwijzingen die hij beschrijft, speculaties zijn, en ook soms zijn eigen twijfels over bepaalde verborgen verwijzingen uit, en ons vertelt dat deze specifieke speculatie wellicht wat ver gaat, lijkt hij over andere verwijzingen juist redelijk zeker te zijn, terwijl ik persoonlijk enkele daarvan ook in twijfel zou trekken. Vooral omdat hij niet altijd de relatie uitlegt. Hij schrijft bijvoorbeeld: “Het Witte Konijn zou wel eens een portret van Dr. Henry Wentworth, professor in de geneeskunde en de dokter van de familie Liddell kunnen zijn.” Daarna gaat hij onmiddellijk door met een andere referentie, zonder de lezer te vertellen waarom er een connectie zou zijn. Dat gebeurt diverse malen, wat jammer is.

In dat opzicht is het dan ook frustrerend dat Hunt bijna nooit zijn bronnen vermeldt, en dat het in het algeheel onduidelijk is of wat hij zegt zijn eigen bevindingen en conclusies zijn, of dat het eerder gepubliceerde bevindingen van anderen zijn (ik neem aan het laatste). Aan het eind van het boek is een lijst met referenties opgenomen, maar alle dingen die ik graag had willen nazoeken kwamen daar niet in voor. Dit doet helaas afbreuk aan de geloofwaardigheid van het boek.

Ik zou dus zeggen dat het boek een mooie introductie geeft over het bestaan van verschillende lagen van verwijzingen in de ‘Alice’-boeken, en er zeer goed in slaagt om de boodschap over te brengen dat ze zo veel meer zijn dan grappige onzin. Desondanks moeten diverse voorbeelden van verwijzingen met een korreltje zout worden genomen en, vanwege het gebrek aan referenties, is het minder geschikt voor serieuzere onderzoekers.