Scroll Top

Carroll en/on drugs

Phlizz

Online magazine van het Lewis Carroll Genootschap

Suggestions that he was a pervert or a ‘dirty old man’ using child photography to further his carnal desires are as absurd as the fashionable theories that he was an acid head who climbed into Wonderland by way of the Caterpillar’s mushroom.
(Pudney 1976, p. 69)

 

5. Lewis Carroll – Opium. Well, at the time it was called Laudanum, and lots of people took it for minor ailments such as headaches. It’s no surprise that lots of people got addicted to it, including Lewis Carroll (AKA Charles Dodgson). He suffered terribly from migraines, and some people thought he took it because it relaxed him and helped ease his stutter. Whatever the reason, he was hooked. Carroll also liked to partake in magic mushrooms and weed, too, but you already knew that. Come on, look at Alice in Wonderland. (The Quick 10: 10 Famous People and Their Drug Habits | Mental Floss

illustratie: T.H. Robinson

Midden jaren zestig kwam het in de mode Lewis Carroll met drugs in verband te brengen. Dat was net zo logisch, zou je kunnen zeggen, als Carrolls meesterwerk psychoanalytisch interpreteren of het inlijven ervan door de surrealisten zoals gebeurde rond 1930. Elke tijd pakt meesterwerken en klassiekers (en/of hun makers) op eigen wijze aan.

De interpretatie van de Alice-boeken

In de laatste jaren van de sixties constateer je overduidelijk het vervolg van wat in het Engels zo mooi heet de verdere reinmagining van Alice. Je ziet het onder andere aan de nieuwe illustraties van Ralph Steadman (1967) en Peter Blake (1970). Eind jaren zestig heeft de drugsscene Wonderland en zijn maker ingelijfd. De meeste onderzoekers, zoals die in Gaßner (2017) en Bailey (2021), wijzen op de voorbereiding van een en ander door de surrealisten. Vooral het eerste Alice-boek heeft invloed op de cultuur van de jaren zestig, en het wordt vanaf die tijd ook geïnterpreteerd richting psychedelica. Dat gebeurde cultuurbreed. In de cinema was de 1966-verfilming van Alice in Wonderland onder regie van Jonathan Miller een soort voorproefje, hoewel het meeste ‘psychedelische’ zit in het getokkel van Ravi Shankar[1]. In 1969 verscheen de film Alice in Acidland, zogenaamd een waarschuwingsfilm, maar in feite een, met de blik van nu, ouderwetse, en ook nog eens tamelijk vrouwonvriendelijke, softporno. Een echte voorlichtingsfilm over ‘stimulantia’ was wel Curious Alice (1971)(zie afb.2). Die was echter zo trippy en nieuwsgierig makend dat de film eerder leek op te roepen tot ‘nieuwe ervaringen’(Ellinger 2018).

afb.2

Al in 1966 maakt Adrian Piper van die meteen als psychedelisch herkenbare Alice-schilderijen (zie afb.3). Het beroemdste voorbeeld in de beeldende kunst is de Alice-in-Wonderlandhappening (1968) met naakte dansers, onder leiding van Yayoi Kusama, bij de beeldengroep van Alice in Central Park New York,waarbij zij Alice in het centrum zette van de protestgeneratie en de tegencultuur. Kusama verwees in haar commentaar bij de performance naar Alice als de “grandmother of the hippies. When she was low, she was the first to take pills to make her high”[2]. In de popmuziek gaat het los met ‘White Rabbit’ (zie afb.4) van Jefferson Airplane. Daarna bleef de ‘donkere’ Alice daarin populair, vooral in het steviger genre: heavy/gothic/acid rock[3]. In de literatuur is het bekendste voorbeeld Go ask Alice (1971), een in dagboekvorm gegoten, anoniem verschenen, roman over een 15-jarig drugsverslaafd meisje. In de meest bekende games (American McGee’s Alice, Alice Madness Returns) wordt zo op het oog weinig gedaan met de drugsinterpretatie, afgezien van de paddestoellandschappen. In de wereld van de strip duikt nu en dan de thematiek op, het bekendst is waarschijnlijk de Alice-figuur in Lost Girls (1991/1992; 2009), de erotisch gestuurde graphic novel van Alan Moore (tekst) en Melinda Gebbie (tekeningen); Alice raakt daarin verslaafd aan opium. Voor april van dit jaar heeft Boom! Studios deel 1 aangekondigd van een een reeks van vijf onder de titel Alice Ever After (zie afb.5), waarin een volwassen Alice meer nodig zal hebben dan wat paddestoelen om haar trauma(‘s) te verwerken……

afb.3  Adrian Piper. ‘Alice down the Rabbit Hole’ (1966), olieverf op doek, 64,3 x 48, privé-
collectie

afb.4  een van de vele,vaak alternatieve record covers

afb.5  ‘variant cover’
Verwacht: april 2022

Er was duidelijk aanleiding voor deze nieuwe interpretatie, door bepaalde scènes in Wonderland en ook een beetje in Spiegelland. Het krimpen en groter worden via drankjes, koekjes (cake!) en stukjes paddestoel, het verschijnen en verdwijnen, de veranderende beleving van tijd en ruimte, de val in het konijnenhol als trip (‘falling down’- to be low), de paddestoel met de hookah-rokende rups. Aan deze voor de hand liggende elementen worden hier en daar nog die van de transities van kind naar varkentje uit Wonderland genoemd, het rennen en toch op dezelfde plaats blijven en het van koningin naar schaap uit Spiegelland, het snel wisselen van ruimte, en het terugkeren uit een vreemde(rere) wereld naar de werkelijkheid.

Definitief populair gemaakt door ‘White Rabbit’ werd deze psychedelische lezing van de Alice-boeken bij andere interpretaties gevoegd in de wetenschappelijke bundel Aspects of Alice (1971), met een kort artikel van Thomas Fensch en de tekst van ‘White Rabbit’. Airplanes zangeres Grace Slick wist het in haar autobiografie zeker:

Which brings us, last but not least to the biggest druggie of them all, Alice, who uses chemicals that literally get her high, tall, and short – DRINK ME, EAT ME. She takes a bite out of the Caterpillar’s ‘magic’ mushroom (psilocybin) and pools a toke from his hookah (hashish). The girl is thoroughly ripped all the way through the book. (Slick 1998, p. 108)

In feite is Fensch’ artikel een soort aanstekelijke navertelling van ‘White Rabbit’ met hier en daar ook wat jolig commentaar, zoals ‘that’s psychedelics – baby – …!’. Dat het artikel en de tekst een plek kregen in de bundel, meer was er ook niet qua psychedelische lezingen op dat moment, zat’m waarschijnlijk ook in het feit, dat Fensch niet zover ging Carroll gebruiker te noemen:

It is doubtful that he knew of the nineteenth-century equivalent of LSD, but Alice in
Wonderland
echoes the confused, surrealistic world – the world of the LSD trip (Fensch,  p.486)

Niet iedereen was erg enthousiast over de opname van de psychedelische lezing van Wonderland in Aspects of Alice. Sommige onderzoekers meenden dat Fensch’ tekst weinig wetenschappelijks had en eenzelfde soort satire leek als die van Anthony Goldschmidt in 1933 [4] bij de psychoanalytische interpretatie. Maar samensteller Robert Phillips zag beide opgenomen teksten als serieus genoeg[5].

Onderzoekers en schrijvers van de Carroll-biografieën zijn, lijkt het, een beetje bang voor wat meer afwijkende interpretaties van de Alice-boeken. Ook de laatste editie van The Annotated Alice (Gardner, p. 353) bij voorbeeld noemt van de min of meer afwijkende interpretaties alleen de  psychoanalytische. Wiskunde, logica, een politiek grapje of inside jokes uit Oxford, in orde, ook de inlijving door de surrealisten, maar het moet niet te gek worden. De meeste biografieën ruimen geen of nauwelijks plaats in voor de drugslezing, of maken er een paar denigrerende opmerkingen over, zoals deze:

—-The hard-worked description ‘inimitable’ has protected the stories aginst such adaptations [the 1966-film], no less than against the hopeful quest of drug-culture for a heaven in Wonderland. Poems like ‘The White Rabbit’, by Jefferson Airplane’s Grace Slick,

Remember what the Dormouse said:
Feed your head,
feed your head,

or Thomas Fensch’s Lewis Carroll – The First Acidhead, bloomed into self parody before the ink was dry on the paper.
—-(Thomas 1996, p. 365)

Naar mijn idee is dat standpunt inmiddels onhoudbaar. Bij het interpreteren gebruik je altijd de blik van je eigen tijd of je beperkingen qua ‘wat je wilt zien’. Ben je ervan overtuigd dat Wonderland over logica gaat, dan zie je de logicus Dodgson aan het werk. Doe je de feministische bril op, dan maak je van Alice een vroege heldin, of je wijst juist op het ouderwetse van het boek op dit punt: Alice holt eerst naar een kopje thee, en later naar het huwelijk.

Het is het lot van klassiekers, en ook de charme ervan. Zonder adaptaties en nieuwe interpretaties komt het voortbestaan van klassiekers zelfs in gevaar, ze zijn essentieel voor de canonisering ervan. Uiteraard worden die in de tijd van de verdediging ervan aangezet. Ten tijde van de surrealisten, die de Alice-boeken enorm bewonderden en eigenlijk de voorbereiders zijn van verdere donkerder interpretaties eind jaren zestig, werd Wonderland bijna helemaal ingelijfd door de volwassenen. Vanaf ca. 1930 kreeg een diepere en donkere lezing van de tekst, daarvoor gezien als echte kinderliteratuur, de meeste aandacht.

Na de Tweede Wereldoorlog bloeit het boek in alle leeftijden, lichte en donkere versies bestaan vredig naast elkaar: (mier)zoete bewerkingen, verfilmingen en popliedjes, naast stevige interpretaties voor adoslescenten en volwassenen en heftige donkere popsongs, games, toneeladaptaties voor het hele gezin en die vooral voor volwassenen[6]. Met in de jaren zestig bij voorbeeld tamelijk zoete boekbewerkingen én de drugslezing.

Was Carroll een gebruiker?

Bij de psychoanalytische interpretatie lag de nadruk op de biografie van Carroll, door zijn aandacht voor jonge meisjes. Bij ‘Carroll en drugs’ gaat het min of meer andersom: bepaalde scènes in de Alice-boeken lijken zo overduidelijk te passen bij het gebruik van psychedelische middelen, dat menigeen direct stelde dat Carroll dan wel een gebruiker zou moeten zijn. Sommige kenners en ‘kenners’ stellen simpelweg dat hij een addict was. Die gedachte vinden veel onderzoekers ongepast. Anderen, onder wie ook een paar biografen (Bakewell, p. 344 en Woolf, p. 81), kijken er wat opener tegenaan, maar zijn heel terughoudend: veel meer dan een mini’bewijststukje’ en wat ‘circumstancial evidence’ is er niet.

Opvallend genoeg is de drugsinterpretatie, tegen de verwachting in, nooit echt weggeweest. De meeste biografen van de jaren 1990 behandelen de kwestie even snel, en dan vooral omdat ze nagenoeg allemaal zo veel belangstelling hebben voor Carroll en zijn gezondheid. Dus moeten ze wel even kijken naar zijn medicijnengebruik. In 1999 heropende Michael Carmichael de echte discussie, nadat hij een bezoek had gebracht aan de Bodleian-bibliotheek van Oxford. Carroll was daar geweest, zijn enige bezoek ooit aan die bibiotheek, een paar dagen voordat hij begon aan Adventures[7]. Het zou kunnen dat het Carroll geweest is die een heel recent boek van Mordecai Cooke over stimulerende middelen als drank, planten, paddestoelen en tabak, The Seven Sisters of Sleep (1860)(zie afb.6), heeft ingezien: alleen de pagina’s met de inhoudsopgave en het hoofdstuk over de vliegenzwam zijn opengesneden. De hallucinogene vliegenzwam, die tegen het midden van de 19e eeuw synoniem was geworden met sprookjesland (denk ook aan ons beroemdste kabouterliedje, ‘Op een mooie paddenstoel, rood met witte stippen’).

afb. 6

By the mid-nineteenth century, then, the fly agaric had become synonymous with fairyland. The mushroom had also, in the guise of the Siberian sources, been claimed as a portal to the land of dreams and written into European folklore. (Jay, 2020)

afb.7 Dominic Murphy

Ook Jay vindt het niet vreemd, dat je eventjes aan stimulerende middelen denkt als Alice te horen krijgt “dat de paddestoel de sleutel is om door haar vreemde reis te navigeren”(zie afb.7). Overigens ziet Carrolls eigen paddestoel als Alice bij de rups staat er niet uit als een vliegenzwam. Hiermee bevestigt hij het onderzoekje dat Burnstein (2018; door Jay niet gebruikt) deed: het gaat hier niet om de vliegenzwam. Jay vindt Carmichaels idee best aantrekkelijk:

Carroll “would have been immediately attracted to Cooke’s Seven Sisters of Sleep for two more obvious reasons: he had seven sisters and he was a lifelong insomniac”. (Carmichael geciteerd bij Jay 2020)

Evengoed acht hij de kans dat Carroll een gebruiker was klein. Afgezien van het feit dat een ander dan Carroll het boek opgevraagd kan hebben: hij was een gematigd drinker, een fel tegenstander van roken en lijkt dat ook te zijn geweest van laudanum. Dat laatste besluit hij op grond van brieven waarin Carroll met enige scepsis schreef over het gebruik van middelen als opium in siropen en rustgevende tonics (helaas zonder brondvermelding) en een zinnetje uit Carroll’s ‘Preface’ bij A Tangled Tale(1885): “(zoals het medicijn dat zo behendig, maar ineffectief, verborgen zat in de confituur van onze vroege jeugd)”.

Burnstein maakt gehakt [8] van het artikel van Carmichael, onder andere van diens manier van redeneren zoals in bovenstaand citaat. Hij geeft ook enkele voorbeelden (p. 20) van illustrators die de verleiding de vliegenzwam te tekenen niet konden weerstaan.

Gebruikte Dodgson drugs of had hij erover gelezen? Gelezen is dus goed mogelijk, hij had best wat medische boeken (door sommigen een ‘medische bibliotheek’ genoemd…). Daarin stond ook het, door enkele biografen enigszins suggestief genoemde werk van Francis E. Anstie: Stimulants and Narcotics: their Mutual Relations; with Special Researches on the Action of Alcohol, Æther, and Chloroform, on the Vital Organism. Maar: dat is van 1864.… Mocht hij er veel over gelezen hebben, dan is er dus de mogelijkheid dat hij die kennis gebruikte. Je zou ook, als algemene reactie hierop, kunnen zeggen dat er niet veel bijzonders is aan de zaken die gerelateerd worden aan drugs, je vindt ze immers ook in allerlei (tover)sprookjes en in droomduidingen. Edward Wakeling (2015, p. 286) zet, wellicht daarom, een makkelijker stap: drugs had Carroll helemaal niet nodig: hij had een ongelofelijke verbeeldingskracht! Susina (2010, p. 31 e.v.) laat zien dat Carrolls Wonderland naadloos opgenomen kan worden in de traditie van de populaire pantomimes: spectaculaire toneelvoorstellingen, met geintjes richting bekende figuren, koningshuis en handhavers, vol sprookjesstof, magie en ook transformaties.

Mocht hij iets gebruikt hebben, dan komen opium en laudanum (de tinctuur van opium) het meest in aanmerking. Allebei relatief makkelijk te verkijgen, laudanum was bijna een soort huismiddeltje!, het hielp tegen van alles (Connell 1997). Het werd zelfs aan kinderen gegeven om ze zoet te houden. Er is een stukje tekst in het handschrift van Carroll op een briefje met een recept, bewaard in Texas, waarop sprake is van “2 grams of opium, plus camphor, devided into ten pills”[9]. Het is ongedateerd.

Een datering zou werkelijk mooi geweest zijn, maar nooit beslissend. Stel dat het briefje van na Wonderland zou zijn, dan bewijs je daarmee niet dat hij het verhaal niet verzon onder invloed van eigen gebruik. Immers, het zou niet bewijzen dat er daarvoor niet ook zo’n receptbriefje geweest is. Maar ook niet dat hij het boek wel schreef onder invloed van drugs. Ook mogelijk: hij haalde iets op voor een ander. Mocht het voor hemzelf geweest zijn, dan weet je dus niet of hij het al in de jaren 1860 gebruikte of pas later. En of hij uit die hoeveelheid de bijzondere ervaringen heeft gehad die hij beschrijft.

Waarschijnlijk is ook dat hij, als hij al opiumgerelateerde producten gebruikte, zoals laudanum, dat pas in zijn latere leven gedaan zou hebben. Hij kreeg meer last van zijn migraine en had allerlei andere kwaaltjes. Als je duikt in Carrolls medische dossier, kun je constateren dat er een werkelijk gruwelijk lange lijst lichamelijke ellende samen te stellen valt. Het snelst gaat dat via de pagina’s die Blom (2020, p. 179-181) daaraan wijdt. Ook dan kom je niet veel verder: het kán dat Carroll, verder grootgebruiker van homeopathische middelen, eens een keertje wat laudanum gebruikt heeft (makkelijk verkrijgbaar en legaal) en zelfs éen keer een minieme inzet van cocaïne bij pijnbestrijding. Je hebt er helemaal niets aan om te concluderen dat Carroll een addict was.

Wat volgens Blom mógelijk is, is dat bepaalde lichamelijk ellende (zoals infectieziekten, gezichtspijn, gezichtsblindheid, gehoorproblemen, bewustzijnsverlies, migraine) Carroll ervaringen leverde van zintuiglijke vervormingen, zoals die bekend geworden zijn in het AiW-syndroom, en zichtbaar in de Alice-verhalen. Eventueel zou je nog kunnen suggereren (meer niet), dat Carroll een stille drinker was.

Bijkomend is: we komen niets tegen over het gebruik van dit soort middelen in de dagboeken, en ook niet in getuigenissen van anderen over hem. Susina (2010, p. 8) denkt eerder dat Carroll te veel foute voorbeelden van laudanum/opiumgebruikers (Dante Gabriel Rossetti, Lizzle Siddal, Henry Kingsley, O.G. Rejlander) gezien heeft om zelf gebruiker te worden.

Conclusie

Al met al: de beschreven ervaringen kun je fraai leggen naast die van het gebruik van cannabis of paddo’s. Lsd werd pas bekend een halve eeuw na de dood van Carroll, zoals Blom (2020, p. 179) fijntjes opmerkt. Dan heb je vervolgens drie mogelijkheden: – je hebt iets gebruikt, – je hebt er nauwkeurig over gelezen, – geen van deze twee: je hebt gewoon een sterke verbeeldingskracht en/of kent een hoop (tover)sprookjes. Een mix van deze drie kan natuurlijk ook. Een sluitende uitspraak over of Carroll psychedelische middelen tot zich genomen heeft die hem zo treffend de ervaringen van Alice konden laten beschrijven, valt niet te leveren. Hoe dichtbij sommige onderzoekers ook lijken te komen, de meeste geloven er niet in.

Zinvoller lijkt daarom de vraag: wat heeft de discussie over Carroll en drugs/de psychedelische lezing opgeleverd?
Niet veel, meent Morton Cohen, die een aantal van ‘dit soort buitenissige interpretaties’ op een hoop gooit, in zijn biografie :

Unfortunately these eccentric readings, while they may amuse, do not really bring us any closer to understanding Carroll and his work. (2015, p. xxiii)

Parker (2010) heeft dat naar mijn idee overtuigend weerlegd. Hij laat zien dat een psychedelische lezing van Alice in Wonderland in verschillende opzichten van belang kan zijn: om iets helder te krijgen, bij voorbeeld een ervaring of een filosofisch thema. Even kort door de bocht [10]: het gaat er niet om hoeveel aanwijzingen er in Wonderland zouden zijn voor psychedelica, maar om welke (filosofische) vraag Carroll stelt. Is de grens tussen zogenaamd normaal (helder, wakker) en vervormd (dromend, onder invloed) bewustzijn werkelijk zo duidelijk als vaak wordt verondersteld? Het antwoord is nee.

Dat is dus wat de drugsdiscussie zinvol maakt of gemaakt heeft: de mogelijkheden die de tekst biedt open te leggen en daarmee de interpretatie verder te brengen. De psychedelische lezing kan prima gevoegd worden tussen andere interpretaties en hoeft niet benaderd te worden als iets engs of onwetenschappelijks. Je hoeft er niet voor te weten of Carroll drugs gebruikte.

Noten

[1]  Brooker (2004, p. 207-208) meent dat er in dit opzicht meer te halen valt bij de Disney-film uit 1951. Hij wijst op de scène met de Rups, en ook op de populariteit van de film in universiteitssteden, begin jaren ’70.
[2]  Geciteerd bij Bailey, p, 175; zie ook Gaßner, p. 104-110.
[3]  Millikan 2011, Mijers 2016, Viegen 2021.
[4]  ‘Alice in Wonderland Psycho-Analyzed’. O.a. te vinden in de net genoemde bundel Aspects of Alice.
[5]  Jones en Gladstone 1998, p. 52-53.
[6]  Brooker 2004, p. 72 en 81/82.
[7]  Ik heb dat artikel nog niet te pakken gekregen en baseer me hier op Jay (2020), die de discussie vanuit de geschiedenis van het gebruik van de paddestoel benadert, en Burnstein (2018) die flink uit Carmichaels artikel citeert.
[8]  “In a jaw-droppingly ill-mannered, inadequately researched, insanely counterfactual, and maliciously accusatory paper ‘Wonderland Revisited’….” (p. 20).
[9]  Genoemd door Woolf, p. 81.
[10] Zie voor een samenvatting van Parkers artikel het slot van Van Viegen 2021.

Literatuur

Anderson, Hephzibah. Op: Alice in Wonderland’s hidden messages – BBC Culture,
31-5-2016.

Bakewell, Michael. Lewis Carroll, a biography. Heinemann, London 1996.

Bailey, Kate. ‘Reimagining  Alice’. In: Bailey, Kate & Simon Sladen (red.). Alice: Curiouser and Curiouser. V&A Publishing, London, 2021, p. 157-197.

Blom, Jan Dirk. Alice In Wonderland Syndrome. Springer, 2020.

Brooker, Will.  Alice’s Adventures: Lewis Carroll in popular Culture. Continuum, New York/London, 2004.

Burnstein, Mark. ‘……of the Mushroom.’ In: Knight Letter 100 (lente 2018), p. 19-22.

[Knight Letter No. 100 : The Lewis Carroll Society of North America : Free Download, Borrow, and Streaming : Internet Archive]

Carmichael, Michael. ‘Wonderland Revisited.’ In: Melechi, Antonio (ed.). Psychedelia Britannica: Hallucinoginic Drugs in Britain. Turnaround, London, 1997, p. 5-20. Ook in: London Miscellany 28 (1996), p. 19-28.

Cohen, Morton. Lewis Carroll; a Biography. Macmillan, London, 1995.

Kate Connell. ‘Opium as a Possible Influence upon the Alice Books’. [1993]
Capt. Red Llewellyn: the Metaphysical Musings of a Merry Misanthrope: 03/01/2009 – 04/01/2009 (celtgrrl.blogspot.com)

Ellinger, Kat. ‘The Curious Tale of Psychdelic Alice: Alice in Acidland (1969) and Curious Alice (1971).’ In: Senses of Cinema 86, maart 2018.[online filmtijdschrift:

The Curious Tale of Psychedelic Alice: Alice in Acidland (1969) and Curious Alice (1971) – Senses of Cinema ]

Fensch, Thomas. ‘Lewis Carroll–The First Acidhead.’ In: Robert Phillips (ed.). Aspects of Alice. Penguin Books, Harmondsworth, 1981[reprint, oorspr. New York, 1971], p. 484-487.

Gaßner, Hubertus, Annabele Görgen & Christoph Benjamin Schulz (red.).  ALICE im Wunderland der Kunst. [cat.tent.] Hamburger Kunsthalle/Hatje Cantz, Hamburg/Ostfildren, 2012.

Gardner, Martin (ed.), Expanded and Updated by Mark Burstein [150th Anniversary Deluxe Edition]. Alice’s Adventures in Wonderland & Through the Looking-Glass by Lewis Carroll. Original Illustrations by John Tenniel. New York/London, 2015.

Jay, Mike. ‘Fungi, Folklore, and Fairyland: How mushrooms became established as a stock motif of Victorian fairyland.’ Op: Brewminate, 17-11-2020.

Fungi, Folklore, and Fairyland – Brewminate: We’re Never Far from Where We Were

Jesudason, David. ‘Grace Slick and Jack Casady of Jefferson Airplane: how we made White Rabbit.’ In: The Guardian, 23-8-2021.

Jones, Jo Elwyn & J. Francis Gladstone; foreword by Roy Porter. The Alice Companion; A Guide to Lewis Carroll’s Alice Books. Macmillan, London, 1998.

Millikan, Lauren. [2011]. About “Curiouser and Curiouser: The Evolution of Wonderland” Site (carleton.edu) 

[in 2011 afgerond studieproject van Milikan met veel materiaal over
Alice-gerelateerde zaken als Alice in de popmuziek, Alice-illustraties,
Alice-interpretaties, waaronder het psychedelisch interpreteren]

Myers, Marc. ‘How Jefferson Airplane’s Grace Slick Wrote ‘White Rabbit’;

with lyrics based on ‘Alice’s Adventures in Wonderland’, it became a touchstone of psychedelic rock.’ In: Anatomy of a song; The Oral History of 45 Iconic Hits That Changed Rock, R&B and Pop. Grove Press, London, 2016, p. 92-99. [interview nr. 14]

Ook op: How Jefferson Airplane’s Grace Slick Wrote ‘White Rabbit’ | IT (archive.org)

Parker, Scott F.  ‘How Deep Does the Rabbit-Hole Go? Drugs and Dreams, Perception and Reality.’ In: Richard Brian Davis (ed.). Alice in Wonderland and Philosophy: Curiouser and Curiouser. John Willey, New Jersey, 2010, p. 137-151.

Pudney, John. Lewis Carroll and his world. Thames and Hudson, London, 1976.

Rijkebroer, Wybren. De psychedelische sixties: 56 Amerikaanse bandjes. Kleine Uil, 2015.

Slick, Grace, with Andrea Cagan. Somebody to love?; A Rock-and-roll Memoir. Warner Books, New York, 1998.

Susina, Jan. The Place of Lewis Carroll in Children’s Literature. Routledge, New York, 2010.

Thomas, Donald. Lewis Carroll; A Portrait with Background. Murray, London, 1996.

Viegen, Henk van. ‘White Rabbit; Alice in popmuziek 1.’ In: Phlizz, oktober 2021.

Wakeling, Edward. Lewis Carroll: The Man and His Circle. London, I.B. Tauris, 2015.

White Rabbit (song) – Wikipedia

[een site die goed bijgehouden wordt, zo vind je bij voorbeeld al een verwijzing naar het artikel van Jesudason]

Woolf, Jenny. The mystery of Lewis Carroll, Haus. London, 2010.

 

 

[print_button]