Scroll Top

Lewis Carroll en architectuur

Phlizz

Online magazine van het Lewis Carroll Genootschap

Volgens Carel Peeters (2013, p.162) zou Lewis Carroll, als hij honderd jaar later zo zijn geboren, een columnist zijn geweest. Hij bemoeide zich graag met van alles en had ook overal een mening over. Met name wanneer hij een gebrek aan logica of aan rechtvaardigheid constateerde, klom hij in pen.
Hij bestreek dan ook een veelheid aan onderwerpen: vivisectie, verkiezingen, spelregels van tennis, eeuwige verdoemenis, maar vooral ook aangelegenheden van Christ Church, zoals exameneisen, honorering van hoogleraren, het al dan niet toelaten van vrouwen en bouw-aangelegenheden. Hij speelde een actieve rol in het universitaire leven, had uitgesproken opvattingen over lokale kwesties en publiceerde zijn mening vaak in een poging beslissingen te beïnvloeden.
De vorm van zijn reacties varieerde nogal: hij ventileerde zijn standpunt via gedichten, verhalen, toneelstukjes, wiskundige verhandelingen en essays. Voor de verspreiding ervan maakte hij gebruik van bestaande kranten en tijdschriften, maar hij gaf ook zelf pamfletten uit die hij verspreidde onder bekenden, liet verkopen via boekwinkels en aanbood aan de bibliotheken van de verschillende colleges van de Universiteit Oxford. Meestal publiceerde hij deze stukken onder zijn eigen naam, Charles Lutwigde Dodgson.
Wakeling (1993, p.xv) noemt diverse redenen voor Carrolls voorkeur om zijn standpunten in geschreven vorm te formuleren. Mede door zijn training in wiskunde en logica had hij de wens om ingewikkelde zaken helder en simpel voor te stellen. Daarbij gaf zijn spraakgebrek hem de overtuiging dat zijn geschreven bijdragen helderder en meer overtuigend zouden zijn. Ten slotte was hij compromisloos op het punt van fair play en rechtvaardigheid en verwachtte hij van geschreven bijdragen een meer blijvend effect.
Zijn bijdragen waren vaak academisch van toon maar zeker niet saai, hij vond humor even belangrijk als logische nauwkeurigheid. Zijn collega’s aan de universiteit keken steeds meer uit naar zijn geestige brieven en pamfletten.
Carrolls pamfletten, boekjes ingezonden brieven en vergelijkbare publicaties zijn door de Lewis Carroll Society of North America verzameld in een zesdelige serie The Pamphlets of Lewis Carroll.

In dit artikel geef ik een impressie van Carrolls geschriften over architectuur; onderwerpen zijn nieuwbouw en verbouwingen van de Universiteit Oxford en ook de bestemming van parken. Het betreft de volgende publicaties:

1867 The Deserted Parks (gedicht)
1868 The Offer of the Clarendon Trustees (brief)
1872 The New Belfry (pamflet)
1873 The Vision of the Three T’s (pamflet)
1874 The Blank Cheque (pamflet)

‘The Deserted Parks’ en ‘The Offer of the Clarendon Trustees’ zijn door Carroll in 1874 gebundeld in Facts, Figures, and Fancies, samen met ‘The Elections to the Hebdomadal Council’ in 1874. De genoemde pamfletten zijn ook verschenen in Notes by an Oxford Chiel, eveneens in 1874, samen met andere pamfletten met betrekking tot de Universiteit Oxford. Ten slotte zijn ze te vinden in Volume I van de genoemde serie, The Oxford Pamphlets, Leaflets, and Circulars, onder redactie van Edward Wakeling.
Voor de citaten heb ik gebruik gemaakt van de laatstgenoemde bundeling. Een aantal citaten heb ik zelf in het Nederlands vertaald.

 

The Deserted Park (mei 1867)

De Universiteit Oxford beheerde een deel van de parken in Noord-Oxford en in 1867 stelde de Vice-Chancellor (de hoogste ambtenaar van de Universiteit) voor dat een deel van deze parken cricketvelden zouden worden. De parken besloegen een gebied aan de rivier de Cherwell dat in die tijd functioneerde als een recreatiegebied. Inwoners van Oxford wandelden er vaak en ook Carroll kwam er regelmatig (Wakeling 1993, p.49).  Carroll was van mening dat het voorstel om er cricketvelden van te maken deze voorziening ernstig zou aantasten en reageerde in de vorm van een gedicht van 100 regels, ‘The Deserted Park’. Het is een parodie op het gedicht ‘The Deserted Village’ uit 1770 van Oliver Goldsmith (1730-1774).
Het gedicht maakt melding van “prattling babes” en “whisp’ring lovers” in het park en verwijst ook naar Carrolls eigen herinneringen: “How often have I loitered o’er thy green” en “How often have I paused on every charm”. Maar dat zou dus allemaal verleden tijd worden: “Adown thy glades, all sacrificed to cricket”. Kinderen zouden er niet meer vrij en zonder gevaar kunnen rondlopen: “And trembling, shrinking from the fatal blow,/ Far, far away thy hapless children go.”
Carroll ergerde zich ook aan de klassenongelijkheid die in het voorstel naar voren kwam: “The rich man’s joys increase, the poor’s decay” en “The man of wealth and pride/ Takes up a space that many poor supplied.” Hij bepleitte dat degenen die door het voorstel getroffen werden hun spreekvaardigheid zouden verbeteren om het vervolgens beter te kunnen bestrijden (Peeters 2013, pp.166-7): “Teach him that eloquence against the wrong/ Though very poor, may still be very strong.”
Zoals we kunnen lezen in zijn dagboekaantekeningen van 25 mei 1867, liet hij 100 exemplaren van het gedicht drukken, waarvan hij er zelf 50 ontving. De overige 50 gingen naar de Common Rooms van de universiteit.
Het voorstel waartegen Carroll ageerde, werd uiteindelijk verworpen; het is onduidelijk of zijn pamflet enige invloed op het besluit heeft gehad.

 

The Offer of the Clarendon Trustees (februari 1868)

De Clarendon Trustees, van wie hier sprake is, beheerden het Clarendon Landgoed dat afkomstig was van de welgestelde familie Clarendon. Oorspronkelijk had de familie geld beschikbaar gesteld om er een manege in te richten, maar omdat het bedrag daarvoor onvoldoende was, werd dat plan niet uitgevoerd en groeide het vermogen aan. In 1867 kreeg de Vice-Chancellor een voorstel van de Trustees voor het financieren van een nieuw laboratorium voor de natuurwetenschappen. Robert Bellamy Clifton, hoogleraar experimentele fysica, schreef in januari 1868 een brief ter ondersteuning. Carroll reageerde op het voorstel via een brief aan de Senior Censor (de voorzitter van de vergadering van de studenten/fellows) van Christ Church, Charles Waldegrave Sandford; Carrolls brief was een parodie op de brief van Clifton (Wakeling 1993, pp.54 vv.).
In zijn parodie noemde Carroll argumenten die sterke gelijkenis vertoonden met die van Clifton, maar nu voor de bouw van een speciale accommodatie voor wiskunde en met name voor het uitvoeren van berekeningen in “deze belangrijke tak van wetenschap”.
Hij formuleerde onder meer de volgende vereisten voor deze voorziening.

Een bijzonder grote ruimte voor het berekenen van de Grootst Gemene Deler. Hier zou een kleine ruimte aan kunnen worden toegevoegd voor het Kleinst Gemene Veelvoud.

Een open terrein voor het houden van Wortels en het oefenen in het trekken ervan: het verdiende daarbij aanbeveling om de vierkantswortels apart te houden, omdat hun hoeken andere wortels zouden kunnen beschadigen.

Een smalle strook grond, omheind en zorgvuldig geëffend, voor het onderzoek naar de eigenschappen van asymptoten, en het onderzoek of parallelle lijnen elkaar al dan niet raken; hiertoe zou dit terrein zich zo ver mogelijk moeten uitstrekken.

Ook wilde hij graag een fotostudio, “omdat fotografie tegenwoordig veel gebruikt wordt om menselijke uitdrukkingen vast te leggen en mogelijk ook kan worden toegepast voor Algebraïsche uitdrukkingen.” Hij ondertekende met: “Mathematicus”.
Het voorstel van de Trustees werd overigens aangenomen en in 1872 werd het Clarendon Laboratorium, een van de eerste Fysische laboratoria in Europa, voltooid.

 

The New Belfry (juni 1872)

In 1855 werd Henry George Liddell benoemd tot decaan van Christ Church en nam hij met zijn gezin (waaronder zijn dochter Alice) intrek in de voor de decaan bestemde woning. Carrolls ongenoegen en satire met betrekking tot de gang van zaken bij Christ Church was niet zelden gericht tegen de decaan.
De decaan gaf vanaf zijn benoeming hoge prioriteit aan het herstellen en vernieuwen van de gebouwen van het College. In 1856 liet hij de architect Billing een inspectie van de kathedraal uitvoeren met het oog op een aantal verbeteringen. Tien jaar later raadpleegde hij de architect George Gilbert Scott over een meer volledige restauratie. Daarmee zou een belangrijke mijlpaal worden bereikt voor de voltooiing van het 350-jaar durende bouwproces van Christ Church. De door Scott voorgestelde wijzigingen waren controversieel, niet in het minst omdat ze de meest oorspronkelijke delen van het College aantastten. Centraal in de wijzigingen stond de nieuwe klokkentoren die moest komen op de verbinding van twee elementen die bepalend waren voor de aanblik van het interieur: de Great Hall (eetzaal) van kardinaal Thomas Wolsey uit 1528/29 en het waaiergewelf boven het centrale trappenhuis uit ca. 1640.
Tijdens de werkzaamheden bleek echter dat er aanzienlijk risico was dat de klokken vanuit de bestaande toren naar beneden zouden vallen. De conclusie was dat ofwel deze toren moest worden versterkt, ofwel de klokken moesten worden verwijderd. Er werd gekozen voor deze laatste oplossing en in afwachting van een definitieve nieuwe toren werden de klokken verplaatst naar een plek boven het trappenhuis bij de eetzaal. Ze werden daar ondergebracht in een houten kist die vervolgens het onderwerp werd van de spot van velen. De verplaatsing van de klokken was ook Carroll een doorn in het oog. Hij stoorde zich in hoge mate aan de nieuwe locatie en de houten kist was helemaal onaanvaardbaar, waarbij het hem tot overmaat van ramp in eerste instantie ook niet duidelijk was dat dit slechts bedoeld was als een tijdelijke oplossing.
Hij uitte zijn grieven in een pamflet, The New Belfry (‘De nieuwe klokkentoren’), van 24 pagina’s, dat in Christ Church behoorlijk populair werd en vijf edities beleefde. Het pamflet vermeldde slechts zijn initialen, maar het lijdt geen twijfel dat algemeen bekend was wie de auteur was en vermoedelijk is het niet goed ontvangen ten huize van de decaan.

Carroll bedacht diverse namen voor de houten kist. Eén ervan is gebaseerd op zijn bijzondere etymologische verklaring voor het woord ‘belfry’:

– uit het Frans: ‘bel’, met als Engelse vertaling ‘beautiful’, ‘becoming’, ‘meet’;
– uit het Duits: ‘frei’, met als Engelse vertaling ‘free’, ‘unfettered’, ‘secure’, ‘safe’.

Dit resulteerde in de combinatie ‘meat-safe’ die zich laat vertalen als ‘vliegenkast’.
Een andere door hem bedachte benaming was ‘tea-chest’, ‘theekist’, in lijn met zijn suggestie dat de architect zich had laten inspireren door een doos voor Chinese thee.

In het pamflet besprak Carroll diverse aspecten van de klokkentoren. Zo vermeldde hij bijvoorbeeld diverse geruchten over de mogelijke oorsprong: dat het een kopie moest worden van de toren van de St. Marcus in Venetië maar door een aantal wijzigingen was teruggebracht tot een eenvoudige kubus, dat de vorm geïnspireerd zou zijn door een kristal of dat hij was overgenomen uit de boeken van Euclides. Maar, zo vertelde Carroll, we zijn gelukkig op de hoogte van de werkelijke ontstaansgeschiedenis: het is een gigantische kopie van een Grieks lexicon! Hiermee verwees hij naar het Griekse lexicon van decaan Liddell en Dr. Robert Scott; het toeval wilde dat de betrokken architect ook Scott heette. In het pamflet komen we overigens ook de uitvoerende architect, George Bodley, tegen onder de naam ‘Jeeby’, een verwijzing naar zijn initialen.
Als belangrijkste architectonische verdienste van de toren vermeldde het pamflet zijn eenvoud. En de vraag naar andere verdiensten liet zich eenvoudig beantwoorden: “De Klokkentoren heeft geen andere architectonische verdiensten.”

Het pamflet bevat ook een logische verhandeling, aan de hand van een drietal syllogismen. Het eerste is opgedragen aan de vijanden van de Klokkentoren, het tweede is opgesteld door de vrienden van de Klokkentoren en het derde is een gezamenlijk product van de vrienden en de vijanden van de toren en luidt als volgt:

Om het karakter van Christ Church te herstellen moet een toren worden gebouwd;
Om een toren te bouwen moet tienduizend pond geworven worden;
Ergo, er is geen tijd te verliezen.

Carroll voegde eraan toe dat deze syllogismen waren voorgelegd aan een hoogleraar logica, die onder andere opmerkte dat het zijn ervaring was dat “als mensen een fatale blunder begaan in het naïeve vertrouwen dat het geld beschikbaar zal komen om hen in staat te stellen deze te corrigeren, het geld er in tien van de negen gevallen het geld niet komt.” Een hoog percentage, volgens Carroll.
Dan is er nog een toneelstukje, gebaseerd op Hamlet (1e acte, scène 2), met de decaan als Hamlet die een geest in de vorm van de nieuwe klokkentoren ziet. Het pamflet sluit af met “de moraal”, want “alles heeft een moraal, als je ervoor kiest deze te zoeken. Bij Wordsworth is meer dan de helft van elk gedicht gewijd aan de Moraal, bij Byron een kleiner gedeelte, bij Tupper het geheel”. En op Tupper is dan ook de afsluiting gebaseerd: “Het is slechts een stap, zei de wijze man, van het Sublieme naar het Ridicule:
En het Simpele verblijft halverwege, en deelt in beider kwaliteiten.”

Het duurde nog tot 1878 voordat uiteindelijk een definitief ontwerp van Bodley werd gerealiseerd: een stenen toren met vier hoektorentjes rond de houten behuizing van de klokken.

De ‘tea-chest’ als tijdelijke klokkentoren

De definitieve klokkentoren

The Vision of the Three T’s

Het ontwerp voor een nieuwe klokkentoren maakte het noodzakelijk een deel van de borstwering boven de Hall te verwijderen om de nieuwe toren beter tot zijn recht te doen komen. Carroll noemde dit gat de Trench (‘afvoergoot’). Ook kwam er een nieuwe ingang naar de kathedraal door de oostelijke vleugel. Twee poorten werden geconstrueerd op de plek waar kamers waren vrijgekomen en zij vormden de verbinding tussen de kathedraal en Tom Quad, de binnenplaats. Deze doorgang was relatief laag en lang, vandaar dat Carroll sprak van de Tunnel. Deze genoemde wijzigingen (de Trench en de Tunnel) vormden samen met de Tea-chest de Three T’s die het onderwerp waren van Carrolls volgende pamflet: The Vision of the Three T’s. Het is een parodie op Isaak Waltons The Compleat Angler uit 1653, een soort lofzang op de visserij die in het Victoriaanse Engeland algemeen bekend was. Maar het pamflet was behalve aanzienlijk korter ook anders van toon dan The Compleat Angler. Het was vooral nostalgisch en Carroll noemde het een threnody, een klaagzang. Het titelblad vermeldt “A Threnody by the Author of ‘The New Belfry’ “.

Behalve de parodie op The Compleat Angler bevat het pamflet ook twee gedichten:
‘The Wandering Burgess’ (een satire over de politieke nederlagen van William Ewart Gladstone) en ‘A Bachanalian Ode’. Het tweede gedicht gaat over de voorbereidingen van de decaan voor de opvoering van Bachs Matthäus Passion in de kathedraal; hiervoor werd een toegangsprijs geheven, iets waar Carroll mordicus tegen was: de kathedraal was volgens hem geen plek voor entertainment, zelfs niet als het religieus georiënteerde muziek was (Wakeling 1993, pp.80-1).

The Compleat Angler was een gesprek tussen drie personen waarin vissen wordt gepropageerd als bevorderlijk voor intellect, sociaal gedrag en ethiek. Ook The Vision of the Three T’s heeft de dialoogvorm waardoor de contrasten tussen de verschillende opvattingen goed tot hun recht komen. Het bestaat uit drie hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk staan twee bezoekers (Piscator en Venator) op Tom Quad ontdaan te kijken naar de veranderingen die aan het College zijn doorgevoerd.  Ze bespreken ook de mogelijkheden om te vissen in de vijver Mercury in het midden van de binnenplaats. Piscator zet uiteen welke vis hier kan worden aangetroffen: vooral “gewone vissen”, eenvoudig te vangen maar niet de moeite waard. Maar er zijn ook “Edeler soorten” zoals de Goudvis, een soort die in hoog aanzien staat en veel gezocht is, niet alleen door mensen maar ook door verschillende vogels, zoals bijvoorbeeld de Kingfishers (IJsvogels). Dit is een onmiskenbare verwijzing naar Mrs. Liddells jacht op minnaars van goed komaf voor haar dochters.
Een professor voegt zich bij het gezelschap en desgevraagd wil hij wel enige toelichting geven op de vernieuwingen. Wanneer Piscator hem vraagt wat de reden is dat het gebouw in het hart doorboord wordt door een tunnel met een beroerde vorm en slechte verlichting, antwoordt de professor in het Duits “Warum nicht?” Vervolgens houdt hij een pleidooi voor het Duits als taal voor de wetenschap. “Want heden ten dage komt al wat goed is uit het Duitse”. Zijn loftuitingen op de toren besluit hij als volgt: “De categorische evolutie van het Abstracte, moet, ideologisch beschouwd, zich op volmaakte wijze ontwikkelen tot de parallelepipedisatie van het Concrete”.
In het tweede hoofdstuk verschijnt Lunatic, de luistert naar de naam Jeeby en van beroep architect is. Trots vermeldt hij dat hij de houten doos heeft ontworpen (“Die opstijgende minaret! Die schitterende koepel!”) evenals de trench en de tunnel: voor het ontwerp van de tunnel werd hij geïnspireerd door een stuk Stilton kaas.
In hoofdstuk 3 komt een tutor die weer een eigen uitleg geeft aan de vernieuwingen. Hij beweert bijvoorbeeld dat er twee tunnel-ingangen (in plaats van één) zijn zodat de binnenkomende menigten beter beheerst kunnen worden (“verdeel en heers”). Hij verwijst in dit verband naar de goede gewoonte van architecten om in ruimtes waar veel mensen komen een object in het midden te plaatsen: een paraplu-standaard in een hal, een obelisk in een drukke doorgang. Evenals de professor en de architect gaat de tutor naar het concert, een aanleiding voor Carroll om de entreeheffing belachelijk te maken in het afsluitende gedicht ‘A Bachanalian Ode’.

 

The Blank Cheque, A Fable.  Februari 1874

Op 28 november 1873 werd besloten tot goedkeuring van de plannen om het terrein van de Angel Inn te ontwikkelen tot New Examination Schools (examenscholen). Een commissie van negen man zou dit verder moeten uitwerken en ook het startschot moeten geven voor de daadwerkelijke werkzaamheden, zonder verdere raadpleging van de universiteit. Opvallend was dat dit besluit werd genomen zonder dat er sprake was van een behoorlijke kostenraming. Dit schoot Carroll in het verkeerde keelgat en was daardoor aanleiding tot zijn pamflet The Blank Cheque van 16 pagina’s (Wakeling 1993, p.109).

In dit pamflet vergeleek Carroll de universiteit met een familie (genaamd ‘Nivers’) die probeert te besluiten over de bestemming van de komende zomervakantie en de keuze van een school voor de dochter (Angela) zonder de kosten in aanmerking te nemen, waarbij de uiteindelijke beslissing wordt overgelaten aan de dienstbode. Deze dienstbode heet Susan Pricket, evenals de gouvernante van de Liddells. Er komen ook andere figuren uit Oxford voor in het pamflet, zoals Harry Liddon (een vriend van Carroll die hem vergezelde tijdens zijn reis naar Rusland) en ook Benjamin Jowett (hoogleraar Grieks). Volgens Wakeling (1993, p.109: “There is a veiled hint…”) kunnen we in Mrs. Nivers en Angela Mrs. Liddell en Alice herkennen. Een duidelijke verwijzing naar Harry Liddon is “Little Harry, pet of the family”. Liddon was een goede kennis van Edward Bouverie Pusey (hoogleraar Henbreews) en gek op katten, hetgeen in het pamflet leidt tot de zinsnede “Harry’s very fond of Pussy …”.

The Blank Cheque sluit af met de volgende moraal (Wakeling 1993, p.116):

Is het werkelijk serieus voorgesteld  – in de Universiteit van Oxford en tegen het eind van de 19e eeuw (die nog nooit door historici is beschouwd als onderdeel van de Middeleeuwen) – om een blanco cheque te tekenen voor de uitgaven voor de bouw van de Nieuwe Scholen, voordat een raming van de kosten is gemaakt – voordat enig plan is voorgelegd aan de universiteit op basis waarvan zo’n kostenraming zou kunnen worden gemaakt – voordat architect is gevonden om zo’n plan te ontwerpen – voordat een commissie is gekozen om zo’n architect te vinden?

Ook in 1873 schreef Carroll een brief in de Pall Mall Gazette (3 november), onder de titel ‘Architecture in Oxford’. Carroll toonde zich daarin tegenstander van de plannen om het terras dat de binnenplaats Tom Quad omringde te verkleinen en de muur tussen het gazon en het terras te vervangen door een met gras begroeide helling als uitbreiding van het gazon. Het was ook de bedoeling dat er een kloostergang zou komen, maar dat ging uiteindelijk niet door, wellicht mede dankzij Carroll (Wakeling 1993, pp.101-3).

 

Afsluiting

Carroll had onmiskenbaar conservatieve trekken die het moeilijk voor hem maakten om verandering te accepteren in zijn omgeving en zijn dagelijkse routine. Omdat hij daarbij ook oog had voor de artistieke en esthetische kwaliteiten van zijn omgeving, was het nauwelijks verrassend dat hij zich verzette tegen drastische architectonische veranderingen van de oude gebouwen van Christ Church.
Veel van Carrolls kritiek op de gang van zaken bij Christ Church was gericht tegen de decaan Henry George Liddell, die tevens de vader van Alice was. Carroll kwam regelmatig bij de Liddells over de vloer maar ook dat weerhield hem er niet van zijn satires en kritiek op de decaan te richten.
Carrolls pamfletten geven duidelijk blijk van eigenzinnigheid en onafhankelijkheid en hij trok zich niets aan van de mogelijke consequenties van de door hem gecreëerde animositeit. Ondanks zijn conservatieve trekken was hij radicaal in zijn gedachten en zijn acties, een man van principes zonder angst voor de autoriteiten, een luis in de pels van Christ Church (Cohen 2015, pp.386-9).

In de pamfletten zien we ook diverse kenmerken van Carrolls literaire werk: de nonsens, de satire, de veel voorkomende dialoogvorm, vreemde figuren en last but not least de woordspelingen.

Ik sluit af met enkele (overduidelijke) tekstuele verwijzingen:

In The New Belfry: “Everything has a moral, if you choose to look for it” (Wakeling 1993, p.78).
In Alice’s Adventures in Wonderland (chapter 9): “Tut, tut, child!”, said the Duchess. “Every thing’s got a moral, if only you can find it.”

In The Vision of the Three T’s: “’Tis love, ‘tis love, that makes the world go round!” (Wakeling 1993, p.92).
In Alice’s Adventures in Wonderland (chapter 9): “Oh, ‘tis love, ‘tis love, that makes the world go round!”

 

Literatuur

  • Carroll, Lewis, 1865-1874, Notes by an Oxford Chiel, Oxford: James Parker & Co.
  • Cohen, Morton, 2015, Lewis Carroll. A Biography, Macmillan.
  • Peeters, Carel, 2013, Het wonderland van Lewis Carroll, Amsterdam: Uitgeverij De Harmonie.
  • Wakeling, Edward (red.), 1993, The Pamphlets of Lewis Carroll, Volume I: The Oxford Pamphlets, Leaflets, and Circulars of Charles Lutwidge Dodgson, Charlottesville: University Press of Virginia (for the Lewis Carroll Society of North America).

[print_button]