Scroll Top

Magritte en Alice

Phlizz

Online magazine van het Lewis Carroll Genootschap

Als dit wezen echt had bestaan, dan zou hij [Magritte] niet in haar geïnteresseerd zijn. Hij hield van Alice in Wonderland, alleen niet van het eind, juist omdat het een droom is.
(In: Nadine Monfils. Knokke! Het dolle detectivewerk van Magritte en Georgette, p. 231) *

Verschillende Magritte-monografieën (bij voorbeeld Torczyner, p. 51) tonen een lange lijst die Georgette Magritte opstelde met de favoriete schrijvers van haar man René. Carroll staat er niet op….
Vreemd eigenlijk, immers van de eerste groep surrealisten is bekend dat ze veel waardering hadden voor diens werk, speciaal voor het absurde, de nonsenspoëzie, de afdaling in de droom en het type dat Alice zou zijn: een kind-vrouw, met lichte én duistere kanten. De Belgische surrealist René Magritte (1898-1967) heeft zich nooit bezig gehouden met het exploreren van het kind-vrouwtype, maar zag wel de aantrekkelijkheid van Carrolls werk voor dat van hemzelf en heeft in zijn vele brieven nu en dan over Alice gesproken.

Én hij maakte een groot schilderij en enkele gouaches met de titel Alice in Wonderland (Alice au pays des merveilles). Nu zegt dit ook weer niet meteen alles, in eerste instantie alleen dat hij in een paar periodes enigszins literair gericht was en met titels is het bij Magritte erg vaak gissen geblazen. Een goeie titel was voor hem vooral gespreksstof, geen verklaring van het schilderij, net zoals het schilderij geen illustratie is van de titel. Een titel moet en kan het schilderij niet definiëren, ook doordat het niet om een conventioneel iets gaat als een portret, een landschap of een stilleven. Simplistische interpretaties konden door een mooie titel worden voorkomen, en met het gebruik van het woord symbool bij zijn schilderijen wilde hij al helemaal niets te maken hebben. In Magrittes woorden (Torczyner, p. 220): ‘Titel en schilderij verrijken en scherpen het denken dat genoegen beleeft aan beelden waarvan de betekenis onbekend is’.

In het land van Alice
Aanleiding tot het schrijven van dit artikel was de gouache In het land van Alice die ik enige tijd geleden tegenkwam in een monografie over Magritte waarin meer nadruk ligt op gouaches, tekeningen en studies dan op schilderijen (Draguet; de gouache staat op p. 150). En recent haalde ik de catalogus in huis van de grote tentoonstelling in Straatsburg over de surrealisten en Alice: SurréAlice (2022). Er is daarin een kort hoofdstuk (Waseige) gewijd aan Magritte. De tweede zaal daar kreeg de aanduiding ‘Le pays des merveilles’. Je ziet op het introductiefilmpje meteen het schilderij van Magritte en een projectie van (een deel van) de grote muurschildering in het casino van Knokke, Het betoverde rijk/Le domaine enchanté (1953):

https://pokaa.fr/2022/12/16/avec-surrealice-lunivers-dalice-au-pays-des-merveilles-sexpose-a-strasbourg/

Ik was er benieuwd naar of er nu een soort overzichtje te maken valt van Magrittes ‘bemoeienis’ met Alice. Ik zal starten met een schilderij en de gouaches die met het schilderij samenhangen, en daarna, voorzichtiger, uitwaaieren naar werken die wat meer indirect (zouden kunnen) verwijzen naar Alice.

Alice in Wonderland/Alice au pays des merveilles (1946). Olieverf op doek, 146×114 cm. Priv.coll. Met de signatuur helemaal rechtsboven.
CR nr. 610, Sylvester II, p.373

Alice in de Renoir-periode
Het snelst raak je bij ‘Magritte en Alice in Wonderland’ in de periode van de schilder die de Renoir-periode genoemd wordt, door hemzelf aangeduid met ‘surréalisme en plein soleil’, grofweg 1943-1947. Ongeveer zeventig werken vallen hieronder, waaronder dus enkele Alices.
Samen met zijn zogenoemde Vache-periode was de ‘Renoir’ een onderbreking in zijn aanpak zorgvuldig geschilderde, koele, niet-emotionele, niet-sentimentele werken te produceren. Wat overigens niet betekent dat Magritte niet net zo zorgvuldig te werk gaat, en ook op dezelfde manier: met ingewikkelde titels en onverwachte combinaties. Maar opvallend zijn de meer lichte kleuren (Meuris, p. 167 e.v.)
Hij zocht eigenlijk naar een manier om zijn vreugde over het verloop (de Duitse troepen werden verslagen bij Stalingrad) en later het einde van de oorlog te vieren en hoop te verspreiden. Hij ziet het ineens als zijn taak de kijker naar zijn kunst te charmeren. Vooral dat laatste is tegen het zere been van de Franse surrealisten, die juist vonden dat ze de lezers en kijkers dienden te verontrusten met hun werk. Ze moesten dus helemaal niets hebben van deze ‘bekering’ van Magritte. Toen Magritte in 1946 samen met onder anderen Jacques Wergifosse een heus ‘Manifeste pour un Surréalisme en plein soleil’ had opgesteld, reageerde de zelfverklaarde leider van de Franse surrealisten Breton meteen sterk afwijzend, en probeerde zelfs te voorkomen dat Magritte in Parijs zijn werk zou tentoonstellen. Onder invloed van vooral zijn Amerikaanse agent, die aangaf dat er voor dit werk in zijn klantenkring  geen belangstelling was, stopte Magritte met het werken in deze stijl en keerde hij terug naar de realistisch/academische stijl van daarvoor (Draguet, p. 178).

Hoe dan ook: ‘we’ hebben enkele Alices aan deze periode overgehouden. Magritte vond de inspiratie in sprookjes en ook in de wereld van Alice. Magritte hield van Carroll om zijn spelen met taal, en van Alice in Wonderland door de combinatie van charme en dreiging. Letterlijk zegt hij, in een brief aan Breton, haar nodig te hebben:

De charmante middelen (frisheid, blijdschap, het licht van poëzie in de volle zon) die “een ernstige gewetenscrisis” oproepen,  laten de “verontrustende” belichting, o zo pittoresk en zo prettig voor tweederangs kunstenaars, ver achter zich. Charme en dreiging kunnen elkaar versterken door hun eenheid. Sprookjes zijn onze bronnen. Alice en dichter bij huis, de film Peter Ibbetson.
(Torczyner p. 188, Danchev, p. 29 en 165)

In een stuk over titels (‘Titres’, 1946) schreef hij dat hij zich een boom had voorgesteld als levend in een wereld van wonderen. Met dat doel kregen de boom en het landschap menselijke trekken. Zijn vriend Wergifosse gaat hierop door: ‘Met de ogen van de boom gaan we Alice ontmoeten’.
En nog uitgebreider: in het manifest staat hij erop het surréarlisme noir (met de door de surrealisten gepriviligeerde zwarte humor) te vervangen door plezierige humor. Ook hier noemt Magritte Alice:

Een land dat uit het licht is gesneden en bedekt met obelisken wordt ons aangeboden. Langs deze groene paden komen we de glimlach van Sheherazade tegen, de witte handen van de elfen en het glanzende haar van de feeën. In dit Wonderland speelt Alice met een klein konijn.
(uit: ‘Manifeste no. 2’, november 1946, geciteerd in Waseige, p. 187)

Een bijna zoete tekst….
Voor zijn doen samen dus best een uitgebreide uitleg bij een titel!

Magritte was zelf meteen zeer gesteld op het schilderij, al toen hij er, in oktober 1946, mee bezig was: ‘Ik werk aan een groot schilderij voor mijn volgende expositie: ‘Alice in Wonderland’, het wordt een feest’. Hij wilde het steeds graag exposeren, en dat gebeurde ook op de eerste grote overzichtstentoonstelling in 1954 in Brussel, Museum voor Schone Kunsten. Maar hij trok het wel terug voor een expositie in New York, toen hij begreep dat Amerikaanse klanten voor werk uit de Renoir-periode lastig enthousiast te krijgen waren. Hij verkocht het pas in 1958 (Sylvester II, p. 373).

Variaties
In de tweede helft van 1946 en de eerste van 1947 maakte Magritte, zoals hij schreef, in waanzinnig tempo gouaches (Draguet, p. 144), nieuwe, naar eerder werk en voor tentoonstellingen. De gouache was ook een middel om nieuwe elementen uit te proberen, en daar op te variëren. Dit kan een verklaring zijn voor het grote aantal Sheherazades, De schone slaapster en voor een paar Alices.

Dit zijn de gouaches die Magritte in hetzelfde jaar maakte ze kunnen dus ook van net voor het schilderij zijn. Hierop zie je een lichtere steen en de signatuur rechtsonder:

(links)
Alice in Wonderland
/Alice au pays de merveilles (1946). Gouache op papier, 34,6×25,6cm. Priv.coll.
CR nr. 1218, Sylvester IV, p. 79

(rechts)
Alice in Wonderland/Alice au pays de merveilles 
(1946), gouache op papier, 48×34,7 cm. Priv.coll.
CR nr. 1205, Sylvester IV, p. 69

Algemeen wordt gedacht dat Magritte bij het peervormige luchtwezen op het schilderij gedacht heeft aan een spotprent van Honoré Daumier in La Caricature, 9-1-1834: ‘Louis-Philippe, Het verleden – Het heden – De toekomst’. Op het schilderij is nog een restantje van het drolachtige haar van de koning te zien (er even van uitgaand dat Magritte aan deze koning heeft gedacht). Dichter bij huis is de gedachte aan de Cheshire Cat, die ‘de weg wijst’ (in het slot van hoofdstuk 6 van Wonderland), de ‘peerfiguur’ zorgt voor een lichte, humoristische én kritische toets in het schilderij. Heel voorzichtig roepen Gaßner c.s.(p. 19) de mogelijkheid op, door de verwijzing naar de politieke karikatuur, dat Magritte wellicht een politieke mededeling deed met dit werk. Wat, gelet op het jaartal, zou kunnen.

Hij bleef variëren op het schilderij. Twee latere varianten:

De variant van 1952, afwijkend wat betreft kleur en blik van de ‘peer’, werd ook in Straatsburg getoond. De signatuur lijkt niet van Magritte zelf, is misschien van zijn vrouw. Dit kan erop wijzen dat Magritte het nog niet af vond, hij had het achterop nog geen titel gegeven en ook niet gedateerd.

Alice in Wonderland /Alice au pays de merveilles (1949).Gouache op papier,34,6 x 45,2.Priv. coll.
CR nr. 1311, Sylvester IV, p. 131

Alice in Wonderland/Alice au pays de merveilles  (1952). Krijt, gouache en aquarel op papier, 17×14,5cm. Musée Magritte, Brussel.
CR nr. 1322, Sylvester IV, p. 137

Het betoverde rijk
Begin jaren 1950 maakte hij ook nog variaties op het Alice-schilderij bij de voorbereiding op de enorme muurschildering Het betoverde rijk/ La domaine enchanté (1953) in het casino van Knokke waarop Alice in Wonderland een plek kreeg. Het toont oude en recentere, typische Magrittes in een groot verband. Een gouache en een nieuw schilderij dat door anderen, in groter formaat, op de muur werd gezet. Het schilderij is donkerder dan de versie uit de Renoir-periode, aangepast aan de koelere kleuren van de rest van zijn oeuvre.

Een van de voorbereidende schetsen voor Het betoverde domein (1953), gouache  op papier op karton, 13,5×25,8 cm. Priv.coll.

Zoals op Het betoverde rijk in Knokke. Opnieuw geschilderd, olieverf op doek, 68×134,8 cm. Priv.coll.

Andere, vergelijkbare werken
Direct met het schilderij in verband, door de kleuren en de titel, is In het land van Alice/Au pays d’Alice(1947) Je kunt er Magrittes en Wergifosses woorden van hierboven net zo gemakkelijk opplakken als bij het Alice-schilderij: door/met de ogen van de boom (bomen) gaan we Alice ontmoeten.

Gouache op papier,
14.5 cmx16.5 cm. Priv.coll.

Naar mijn idee is het mogelijk om ook het werk Zonder titel [Het gezinsleven] binnen de Wonderland-sfeer te plaatsen. Het is uit dezelfde periode, verwant in kleurstelling en opnieuw een bomenschilderij. Maar je hebt hier nog een extra argument, namelijk het motief van de deur in de boom. En dan is dit werk te verbinden met een citaat uit het slot van het Tea Party-hoofdstuk in Wonderland:

Zonder titel [Het gezinsleven] Sans titre/[La vie de famille](1947). Gouache, 23,6×18,7 cm. KMSKB, Brussel

‘Dat was wel het stomste partijtje dat ik ooit heb meegemaakt’.
Op het moment dat ze dit zei, zag ze een deur in een van de bomen. ‘Dat is vreemd,’dacht ze, ‘maar alles is vandaag vreemd. Ik kan net zo goed meteen naar binnen gaan.’ En dat deed ze.
(p. 107, editie Engelsman/Rieder)

‘Sans titre’ komt niet vaak voor bij Magritte. De titel Het gezinsleven is er door een ander dan Magritte op gezet. De verblijfplaats was in 1994 (Sylvester IV, p. 90) nog onbekend, sinds de jaren ’60, maar die weten we nu dus weer. Monfils verhaalt erover in Knokke! (2023, p.156). Magritte en Georgette ontmoeten hierin de tekenaar van Kuifje, Hergé, Die vertelt hun dat hij deze gouache bezit. In een voetnoot deelt de auteur mee dat Hergé het, met nog een ander werk, schonk aan de Koning Boudewijn Stichting.

Het ‘onderbrengen’ van Zonder titel [Het gezinsleven] bij Wonderland heb ik feitelijk gejat van Mark Richards die op zijn onvolprezen lewis carroll recources ( https://lewiscarrollresources.net/surrealism/index.html )  de mogelijkheid aan de boom in Wonderland te denken aandraagt (naar een suggestie van de Belgische toneelschrijver Claude Spaak) bij de luikopeningen in de boom op het schilderij De stem van het bloed/La voix du sang. Magritte maakte er verschillende versies van in de loop der jaren; er zijn er ook een paar uit de Renoir-periode, Richards neemt een schilderij uit 1947 op. Magritte gebruikte het motief al in De geleerde boom/ L’arbre savant (1935), en in 1946 voor een reclame. En er is er ook nog eentje in vergelijkbare sfeer en kleurstelling als de gouaches Alice in Wonderland en In het land van Alice:

De stem van het bloed/La voix du sang (1946/7). Gouache op papier op karton, 23×18 cm. Part. coll.

Exiting perfumes by Mem (1946). Gouache op
papier, 34×24 cm. Part.coll.

Eventueel
Op Mark Richards’ surrealistenpagina vind je nog enkele voorstellen werken van Magritte te verbinden met Alice. Het meest overtuigend daarvan zijn de veel vroegere werken De ideeën van de acrobaat/Les idées des acrobates (1928) (je kunt er De rust van de acrobaat/Le repos de l’acrobate (1928) aan toevoegen) en De reuzin/La femme géante (1929-30). In beide gevallen aannemelijk gemaakt met een illustratie uit Wonderland. Bij de twee ‘L’acrobates’ met de tekening van Carroll zelf van Alice met zeer uitgerekte nek en de duif, Wonderland hoofdstuk 5. Bij De reuzin met die van John Tenniel, met een heel grote Alice en daardoor zeer klein Konijn.

De reuzin/La femme géante. Olieverf, tempera en papier op doek, 54 x 73 cm. Ludwig Museum Keulen.

John Tenniel, 2e  illustratie in hfst.2 van Alice in Wonderland

Lastiger, en minder overtuigend, ook door gebrek aan documenten, wordt het schilderijen over de tijd en met spiegels met Alice te verbinden. Richards neemt op: De doorboorde tijd/ La Durée Poignardée(1938) en Het eind van de tijd/La fin dus temps (1927) en Reproductie verboden/Réproduction interdite (1937). Dat laatste, een werk waarin we iemand hetzelfde zien afgebeeld voor en in de spiegel, waarschijnlijk door de mogelijkheid te denken aan het door de spiegel stappen van Alice in Spiegelland.

Andere voorstellen

De woordschilderijen

De sleutel der dromen/La clef des songes (1930). Olieverf op doek, 81×60 cm. Part.coll.

Het ligt volgens sommigen meer voor de hand Magrittes woordschilderijen met Carroll te verbinden. In De sleutel der dromen (1930) bij voorbeeld eigent hij zich het recht toe een bolhoed te ondertitelen met ‘de sneeuw’ en een damesschoen met ‘de maan’. Hij kan dit inderdaad zomaar bij Carroll weggehaald hebben. Het hoofdstuk over de woordschilderijen van Magritte in Ollinger-Zinque (p. 23-54] wordt voorafgegaan door het beroemde statement van Humpty Dumpty. Waseige, in de Straatsburg-catalogus, gaat hierin mee:

‘Als ik een woord gebruik,’ zei Humptie Dumptie op hooghartige toon, ‘betekent het gewoon wat ik wil dat het betekent – niets meer en niets minder.’
‘De vraag is,’ zei Alice, ‘of je woorden wel zulke verschillende dingen kunt laten betekenen.’
‘De vraag is,’ zei Humptie Dumptie, ‘wie de baas is. Meer niet.’
(Engelsman/Rieder, Alice In Spiegelland, p. 113-114)

Ook Het rijk der lichten/L’Empire des lumières (verschillende versies, vanaf eind 1940), waar dag en nacht verenigd worden in één beeld), wordt verbonden met Lewis Carroll. Monfils (2022, p. 86) stelt simpelweg dat Magritte op het idee gekomen was door de eerste strofe uit het gedicht ‘De Walrus en de Timmerman’ :

De zon scheen vrolijk op de wijde zee,
hij scheen uit alle macht.
Hij deed daarbij enorm zijn best
en de golven glansden zacht.
Toch was het wel een beetje vreemd
zo midden in de nacht.

(Alice in Spiegelland, editie Engelsman/Rieder, p. 73.)

Waseige (p. 190) doet dit ook, en legt nog een verbinding met Magrittes tekst ‘Les mots et les images’ uit 1929.

Bij de overige voorbeelden is het meer iets als ‘zou eventueel kunnen’ dat Magritte aan Alice gedacht heeft. Zoals bij de drie schilderijen waarin een appel, een rotsblok en een enorme rode roos een kamer geheel in beslag nemen (resp. De kamer van het luisteren (1958), De verjaardag (1959) en Het graf der worstelaars (1960). Ze zouden kunnen verwijzen naar de te groot gegroeide Alice in de kamer van het huis van het Witte Konijn. Verschil is wel dat de sterk vergrote voorwerpen de muren van de kamer niet onder druk lijken te zetten. Voor Het graf der worstelaars heeft Waseige(p. 190) nog wel een leuk extraatje: Magritte zou de roos eerst wit geschilderd hebben, maar op verzoek van zijn vriend Torczyner rood gemaakt. Dat klinkt bekend! (Wonderland, begin van hoofdstuk 8). Maar dit zegt vooral iets over Torczyner.

Lewis Carrolls Alice in een kamer in het huis van het Witte Konijn. In: Alice’s Adventures Underground, 4e illustratie, hfst. 4

Het graf der worstelaars/ Le tombeau des lutteurs (1960). Olieverf op doek, 89×116 cm. Part.coll.

Hoe dan ook: de Magrittes hadden het boek, Magritte schreef erover in zijn Renoir-periode en ze legden het zelfs samen vast: in een korte super-8mm-Magritte-huisfilm uit 1957 waarin Georgette Carrolls boek vasthoudt en koestert, staand voor het schilderij Alice in Wonderland. We gaan ervan uit dat wat ze schenkt thee is.

filmstill, Alice au pays des merveilles(1957)

Magritte voor het schilderij (1952/3)

Voor een van de nalevens van Magrittes bemoeienis met Wonderland zorgde Anthony Browne. In 1988 maakte hij surrealistische illustraties voor Alice in Wonderland, die onder andere opgenomen zijn bij Nicolaas Matsiers vertaling in de editie van uitgeverij Van Goor (1989, de paginanummers hierachter verwijzen naar deze uitgave). Hij gebruikt daarin een paar keer werken van Magritte. Het duidelijkst op p.38 als Alice voor de huisdeur van het Witte Konijn staat (naar Het onverwachte antwoord/La réponse imprévue (1933); op. 42, de illustratie van Alice in het huis van het Witte Konijn (naar Het rijk van het licht); en op 51, bij het opzeggen door Alice van ‘U wordt oud, pa’ (naar De man met de krant/L’homme au journal (1927/8).
Nières-Chevrel suggereert (vast met een knipoog) in het slot van haar artikel over aspecten van de surrealistische mythologie uit 2005 dat Browne hiermee in orde maakt wat Magritte heeft nagelaten te doen, namelijk een Alice-editie te illustreren:

(in vertaling)…. in 1988 illustreert de Engelsman Anthony Browne Alice’s Adventures in Wonderland, met daarin toespelingen op Carrolls tekeningen voor Alice’s Adventures Under Ground, Tenniels gravures voor Alice’s Adventures in Wonderland, maar ook op verschillende schilderijen van René Magritte, alsof het een soort van zijn taak was alsnog het illustratiewerk uit te voeren dat de grote Belgische schilder in zijn tijd niet had gedaan(sectie 13).

Het zou gekund hebben, als hij gevraagd zou zijn. Magritte maakte midden jaren ‘40 tekeningen bij werk van Lautréamont, Éluard, Bataille en De Sade.
Wat zou het geworden zijn? Zeker niet kinderachtig. Charmant met een element van dreiging, waarschijnlijk.

Ik eindig met een beeld van de schilder. Laat Magritte zich bij de vastlegging van een van zijn visites (1953) aan de Casino-Knokke-zaal nou precies laten vastleggen voor nr. V, met daarop een deel van Alice in Wonderland.

Literatuur

primair
De twee gebruikte Nederlandse Alice-edities:

Lewis Carroll. De avonturen van Alice in Wonderland & De avonturen van Alice in Spiegelland [omkeerboek]. Met illustraties van Floor Rieder. Vertaling Sofia Engelsman. Gottmer, Haarlem 2014.

Lewis Carroll. De avonturen van Alice in Wonderland. Uit het Engels vertaald door Nicolaas Matsier. Met illustraties van Anthony Browne. Van Goor, Amsterdam 1989.

Overig:
Nadine Monfils. Nu breekt mijn pijp! Het dolle detectivewerk van Magritte en Georgette [deel 1]. Vertaling [van Nom d’une pipe! (2021)] door Petra Van Caneghem. Horizon/Overamstel, Antwerpen/Amsterdam 2022.

Nadine Monfils. Knokke! Het dolle detectivewerk van Magritte en Georgette [deel 2]. Vertaling [van À Knokke-le-Zoute!, (2021)] door Petra Van Caneghem. Horizon/Overamstel, Antwerpen/Amsterdam 2023

*
Monfils stelt in de verantwoording van deel 1, dat alles wat René Magritte in haar boeken over het leven en zijn kunst zegt van hemzelf is. Deel 3, van de zes al in het Frans verschenen serie, verschijnt begin 2024. De boeken lijken qua sfeer, tempo en speurderselement en onderzoek van de Magrittes een beetje op de Maigrets (wat scheelt het) van Georges Simenon. Monfils en haar hoofdpersonage zijn een fan van de Alice-boeken, dus er komt vast nog van alles over Alice langs. Of: er is al van alles, voor hen die gemakkelijk Frans lezen.

Secundair
Danchev, Alex, met Sarah Whitfield. Magritte; een leven. Vertaald door Cornelis van Ginnekem. Het Spectrum, Amsterdam 2021.

Draguet, Michel. Voici Magritte; gouaches, collages, tekeningen, studies, schilderijen. [Tent.Cat.] Waanders/Museum Boymans van Beuningen, Zwolle/Rotterdam 2006.

Gaßner, Hubertus, Annabelle Görgen & Christoph Benjamin Schulz (red.). Alice im Wonderland der Kunst. [Tent.Cat.] Hantje Cantz/Hamburger Kunsthalle, Hamburg 2012.

Meuris, Jacques. René Magritte,1898-1967. Taschen/Librero, Köln 1999.

Nières-Chevrel, Isabelle. ‘Alice dans la mythologie surréaliste’. In:

Renaud-Grosbras, Pascale e.a. (red.). Lewis Carroll et les mythologies de l’enfance. Presse universiatires de Rennes, 2005, p. 153-165. Geraadpleegd op:
Lewis Carroll et les mythologies de l’enfance – Alice dans la mythologie surréaliste – Presses universitaires de Rennes (openedition.org)

Ollinger-Zinque, Gisèle & Frederik Leen (red.). René Magritte 1898-1967. [Tent.cat.] Ludion/KNSKB, Brussel 1998.

Sylvester, A.D. René Magritte: catalogue raisonné. Menit Foundation/Mercator Fonds, Antwerpen. Vol. II, 1993: David Sylvester & Sarah Whitfield. Oil Paintings and Objects 1931-1948. Vol. IV, 1994: Sarah Whitfield & Michael Raeburn. Gouaches, temperas, watercolours and papiers collés 1918-1967. [ik verwijs met Sylvester en CR]

Torczyner, Harry. René Magritte: tekens en beelden. Met wetenschappelijke medewerking aan de Franse originele uitgave van Bella Bessard. Nederlandse vertaling Bab Westerveld. Meulenhoff/Landshoff, Bentveld-Aerdenhout 1977.

Waseige, Julie, Barbara Forest & Fabrice Flahutez (red.). Surréalice: Lewis Carroll et les surréalistes. Musées de Strasbourg, 2022, i.h.b. p. 186-191:‘René Magritte en plein soleil’.

Whitfield, Sarah (ed.). René Magritte: catalogue raisonné. Vol. VI: Newly discovered Works; Oil Paintings Gouaches Drawings. Menit Foundation/Mercator Fonds/Magritte Foundation, Antwerpen 2012.

 

[print_button]