Phlizz
Online magazine van het Lewis Carroll Genootschap
Boekbespreking van A Shadow for Alice
D.L. Armstrong: A Shadow for Alice (A Sequel to Wonderland).
With Annotations by the Author & With Illustrations adapted from the Art of Charles Robinson. Cupcake Press, 2022. ISBN 9789065432627, ca. 15 euro (inclusief verzendkosten)
Een sequel van een erkend meesterwerk op de markt brengen is een hachelijke zaak. De auteur ervan krijgt vaak een behoorlijke hoeveelheid bagger over zich heen omdat hij/zij/hen in de ogen van bewonderaars van de schepper jammerlijk faalt in het hoog houden van de reputatie van het origineel. Hoe dichter bij het origineel, hoe beter was lang het credo. Ook in wetenschappelijke kringen werd daar zo over gedacht. Maar het tij is gekeerd. Sequels en (andere) adaptaties worden nu ook beoordeeld op hun eigen waardevolheid. Het positieve eraan is dat ze de aandacht voor de maker van het origineel gaande houden, ook als ze matig of inferieur zijn, en vaak een frisse blik werpen op bekend veronderstelde personages.
Ben je nog ‘van de oude stempel’, dan hoef je je bij deze nieuwe sequel geen zorgen te maken. Weliswaar zitten we in de moderne tijd, en in de VS, maar verder is het een en al hommage aan Lewis Carroll: woordgrappen, absurditeiten, veel gedichten en gedichtjes, geweldige dialogen die variëren op die van Carroll, parodietjes en pastiches, allerlei verwijzingen naar andere literaire werken, logicageintjes, intelligente verwijzingen naar en reïncarnaties-in-variatie van personages uit de beide Alice-boeken, helpers en naarlingen. Oftewel: Armstrongs sequel doet recht aan toon, structuur en taal van het origineel.
Voordat het verhaal begint, heb je al een flink aantal grappen en grollen achter de kiezen. Dat begint al meteen met de introductietekst, een wervende uitgeverstekst die dit meteen maar ‘de laatste en zeker weten (of juist betwistbaar) beste sequel’ van de Alice-boeken noemt.
Tot voor kort was dat natuurlijk Alice’s Adventures under Water (2021) van ons eigen Genootschapslid Lenny de Rooy.
De naam van de uitgever is ook geinig: de Cupcake Press. Op de titelpagina lezen we verder dat de Annotaties van de auteur zelf zijn, twee pagina’s verder begrijpen we dat hij enthousiast geworden is voor dit werk dankzij Martin Gardners The Annotated Alice. Achterin zien we met enige regelmaat de auteur heel geestig in discussie gaan met de annotator (of andersom). Armstrong bedankt zijn Jongere Zelf. Zonder deze was de derde Alice er niet gekomen.
De inhoudsopgave heeft het over ‘possibly a map’, ik ga dat verder niet verklappen, natuurlijk. Net als de eerste Alices zijn er 12 hoofdstukken. Volgt een nostalgisch gedicht, ‘To My Masters (Again)’, met ook een acrostichon (maar dan anders).
In ‘Beforewords’ daarna staan belangwekkende zaken. Daarin legt Armstrong uit dat hij als basis, net als in Looking-Glass (schaken), een spel heeft genomen, Chutes and Ladders. Het is de bekendste versie in de VS van het aloude spel Snakes and Ladders, een dobbelsteenspel waarbij het de bedoeling is bovenaan een ladder te komen, wat soms lastig is door vallende slangen. In de VS werd er op een bepaald moment een speeltuinspel van gemaakt; de slangen verdwenen, de spelers moesten op twee manieren omhoog: via het beklimmen van een glijbaan (Chute) en van een Ladder. Boven wachtte een beloning.
Amstrong blijkt dit om te draaien: Alice moet juist afdalen, glijden en/of steeds een trede lager zien te komen (zie een landschap voor je een beetje zoals de concentrische cirkels van Dantes Hel) om ten slotte op de bodem haar schaduw terug te vinden. ‘Want’, zo zegt een van de helpers in het verhaal, Leftie (‘the dipped-in-chocolate doc’),’als je je schaduw wilt vinden, kind, dan moet je de helling af glijden. Veel te droog voor schaduwen hier.’
Overigens komen ook Carrolls woordladders even langs.
‘Leftie’, p. 30
Dat deze derde Alice echt iets toevoegt aan de andere twee, wil Armstrong ook graag laten zien aan zijn aanpak: was Adventures ‘Nature and verticals’, Looking-Glass ‘Society and horizontals’ [schaakvelden], Shadow is ‘Self and diagonals’(Alice glijdt).
Het verhaal (op het aloude schema home-away-home) volgt, zoals gezegd, de aanpak van Carroll. Alice belandt min of meer per ongeluk, maar zeker ook door haar nieuwsgierigheid, in een bepaalde situatie, komt in een ander land terecht , niet van deze wereld maar wel met einige gelijkenissen, en moet daar weer uit zien te komen.
In dit geval gaat het dus om het terugkrijgen van haar schaduw. Alice had op zolder een koffer van haar oud-oud-oud-oma opengemaakt en op de achterkant van een soort portret een gedichtje zien staan over een schaduw, gericht ‘aan Alice’. Vrij snel daarop verlaat Alice met haar losgeraakte schaduw de zolder, belandt op een grasperkje en merkt dat haar schaduw verdwenen is. Daar begint dus haar queeste.
We stuiten meteen op de robots Easy en Icy, reincarnaties van de Tweedles, die haar naar The Rosegarden Institute of PsychoSomatic Illness Control brengen. Goed te lezen als een vette knipoog naar de Alice-fantasy en -stripversies waarin Alice na traumatische gebeurtenissen in haar gezin een tijd opgenomen wordt in een inrichting. Het Institute levert allerlei gezelligs op als het gaat om inschrijvingsformulieren, identificatie en naamgeving. Alice krijgt, om privacyredenen, de codenaam Applesauce, later ook Ah (ook een bron van geintjes).
Nadat ze dankzij Leftie het Institute verlaten heeft, ontmoet Alice een legertje bizarre personages, waaronder herkenbare als de Rups. Die is in zekere zin haar helper, hij laat haar bij voorbeeld zien hoe het landschap in elkaar steekt: een enorme trap eigenlijk, ook helpt hij haar verder op weg. Er is een fraaie discussie tussen hem en Alice over Alice en haar schaduw, volgens de Rups werkelijk helemaal niet gelijk aan Alice, integendeel. Op zijn beurt gelooft de Rups weer niet dat hij op weg is Vlinder te worden.
In de stoet bijzondere en bizarre personages op Alice’pad naar beneden behoren verder o.a. de gelikte schoomeester Stork (een ooievaar), een zeemeeuw (Gulliver),, Aunt Lucy, een sprekende rubberplant, zeven dwergen met namen die verwijjzen naar de zeven doodzonden, double agents Mark en Mark (opnieuw gereïncarneerde Tweedles), en de zeer eigenzinnige winkelierster BeBe (Barbie) van de Shadowshop in een winkelcarrousel.
Het ligt voor de hand dat alles wat verwijst naar ‘schaduw’ Alice meteen scherp maakt. Zo is ze fel in de discussie met de Rups. Ook is ze heel geïnteresseerd als een schoolmeisje (net als in Adventures heeft Shadow goeie grappen over het onderwijs) vertelt dat ze met het doen van opdrachten aan het sparen is voor een schaduw. Helaas blijkt dat jaren te gaan duren en te gaan om de schaduw van een uniform, anders gezegd: een uniforme schaduw. Als Alice bij een winkelcarrousel belandt, doet ze haar uiterste best binnen te geraken in de Shadowshop (zie ill.). Het levert een vrij enge scène op, Ze vindt er niet haar schaduw, maar wel een uitweg die haar dichter bij een happy end brengt.
Beide Alice-boeken zijn goed vertegenwoordigd in Shadow. Adventures vooral in dialogen, die de kenner/fan er ongetwijfeld uit gaat halen, een paar voorwerpen (zoals het beboterde horloge), een beeldgedichtje, het stuntelen van Alice met een op zich bekende tekst en een enkel personage als de Rups. Looking-Glass in een stel indirect te herkennen personages, waaronder het winkelschaap, Tweedledee en Tweedledum, en Humpty Dumpty. De laatste zie je niet, maar hij is ruimschoots aanwezig in een scène waarin heel veel gedichten langskomen, evenals een eigenzinnige uitleg daarbij. De Witte Koning herken je dan weer aan de opmerking dat hij een nieuwe versvorm heeft uitgevonden (een variant op ‘it’s my own invention’). Hier gaat het om het personage Gulliver, wiens gedichtjes over het drinken van Gulliver Tea in bijna elk hoofdstuk langskomen. Aan gedichtjes geen gebrek in dit boek. De paar parodietjes zijn ook leuk, zoals die op ‘Imagine’ van John Lennon. De annotator overigens vindt die parodie ‘slappe hap’.
p.85
De illustraties zijn een matig element van dit boek. Stel je voor dat een ervaren illustrator benaderd had kunnen worden om types als Aunt Lucy weer te geven, of met schaduwen aan de slag te gaan! Op zich is het te begrijpen dat de auteur voor zijn in eigen beheer uitgegeven editie oude, kosteloze illustraties gebruikt. Maar ze zijn vrij braaf, lang niet altijd passen ze mooi bij de tekst (een uitzondering is het schoolhoofdstuk en dat met de Yellow Brick Road) en Alice is te jong.
Maar misschien hebben we hier ook te maken met een grap?…..Illustraties uit 1907 hier en daar wat bewerken en dan confronteren met een later spelend verhaal?
Hoe dan ook: hierdoor is het onmogelijk het qua tekst zeer geslaagde A Shadow for Alice de zeker weten beste sequel van de Alice-boeken te noemen, en krijgt het boek het etiket ‘betwistbaar beste sequel’.
p. 69
[print_button]