Wie was Lewis Carroll?
Een korte biografie.
Samengesteld door Bas Savenije
Lewis Carroll is het pseudoniem van Charles Lutwidge Dodgson. Hij gebruikte zijn pseudoniem voor zijn literaire werk maar ook voor een deel van zijn andere publicaties.
Jeugd
Charles Lutwidge Dodgson werd geboren op 27 januari 1832 in Daresbury, Cheshire, als oudste zoon van Charles Dodgson en Frances Jane Lutwidge. Hij had twee oudere zussen en na hem werden nog vijf zussen en drie broers geboren. Zijn vader was een Anglicaans geestelijke die zijn opleiding in wiskunde en klassieke talen in Oxford had genoten. Als hulpprediker had hij een zeer bescheiden inkomen en hij gaf les om in het levensonderhoud van het gezin te kunnen voorzien. Behalve een christelijke opvoeding kreeg Charles ook zijn eerste lessen van zijn ouders.
In 1843, toen Charles elf jaar was, verhuisde het gezin naar Croft-on-Tees in Yorkshire, waar zijn vader tot predikant was benoemd en het gezin betrok daar een ruime pastorie met een prachtige tuin. Deze functie verschafte hem ook een aanzienlijk ruimer inkomen zodat hij kon stoppen met lesgeven. Charles werd in 1844 naar Richmond School gestuurd, een kostschool niet ver van Croft. Het hoofd van de school, James Tate, rapporteerde aan Charles’ ouders dat hij een bijzonder goede leerling was en vooral uitblonk in wiskunde.
In 1846 ging Charles naar Rugby, een beroemde kostschool waar het er wel eens ruw aan toe ging. Charles was een zachtaardige, nerveuze jongen met een intellectuele belangstelling die chronisch stotterde en hij voelde zich dan ook niet echt thuis op Rugby. Maar hij was een goede leerling die wederom vooral uitblonk in wiskunde.
In 1848 werd hij getroffen door een aantal ziektes waaronder kinkhoest wat hem gedurende zijn hele leven met een terugkerende hoest opzadelde. Ook kreeg hij de bof waardoor hij enigszins doof werd aan zijn rechteroor.
In deze tijd begon Charles met schrijven. Om zijn broers en zussen te vermaken stelde hij een reeks tijdschriften samen, elk met meerdere afleveringen. Soms nam hij daarin ook bijdragen van andere familieleden op, maar het meeste schreef hij zelf. De bekendste tijdschriften uit de reeks waren Useful and Instructive Poetry, The Rectory Magazine, The Rectory Umbrella en Mischmasch. Deze bevatten Charles’ eerste gedichten, parodieën en humoristische vertellingen.
De pastorie in Croft-on-Tees
Charles’ vader
Oxford
In 1850 werd Charles ingeschreven aan het Christ Church College te Oxford, waar zijn vader ook gestudeerd had. De universiteit van Oxford bestond in die tijd uit een aantal colleges, waarvan Christ Church, mede vanwege de aanwezigheid van een kathedraal, de belangrijkste was. Het duurde even voordat hij daar huisvesting kreeg, maar toen het in januari 1851 zo ver was, overleed zijn moeder en keerde hij voor enige tijd terug naar huis.
In Oxford combineerde hij zijn studie in wiskunde en klassieke talen met tal van sociale en culturele activiteiten. In 1852 kreeg hij een fellowship met een financiële bijdrage van 25 pond per jaar. Aan het fellowship was het recht verbonden om levenslang op Christ Church te blijven wonen, zonder verplichtingen voor verdere academische prestaties, mits hij tot priester zou worden gewijd en ongetrouwd zou blijven.
In 1855 werd hij wiskundedocent met een inkomen van meer dan 300 pond per jaar.
Van 1855 tot 1857 was hij tevens onderbibliothecaris van Christ Church,
In 1851 bracht hij een bezoek aan zijn oom Skeffington Lutwidge, die een groot liefhebber was van gadgets. Hij demonstreerde Charles onder meer een microscoop, een telescoop, een draaibank en een koelkast. Een paar jaar later, in 1855, maakte Charles daar ook kennis met fotografie. Met de apparatuur van zijn oom nam hij zijn eerste foto’s en hij raakte daarbij zo enthousiast dat hij een eigen camera kocht, plus de benodigde chemicaliën voor het ontwikkelen. Hij begon te experimenteren met foto’s van landschappen, architectuur, beeldhouwwerken maar vooral van personen.
Intussen maakte hij goede vorderingen op de terreinen waarop zijn vader hem was voorgegaan, wiskunde en de kerk. Vanaf 1858 bereidde hij zich voor op priesterschap en in 1861 werd hij tot diaken gewijd. Zijn priesterwijding was gepland voor 1865, maar vond uiteindelijk nooit plaats: Charles besloot ervan af te zien. Zijn redenen daarvoor zijn onderwerp van menige speculatie. Vanwege zijn spraakgebrek had hij moeite met preken. Als wiskundige en logicus had hij meer religieuze twijfels dan de gemiddelde christen en de belangstelling die hij had ontwikkeld voor theaterbezoek was absoluut in strijd met de eisen van het priesterschap. Maar zijn belangrijkste reden was waarschijnlijk zijn gevoel dat hij het ambt niet waardig was: hij was bang dat hij onvoldoende tegenwicht zou kunnen bieden aan de scepsis en de weerstand waarmee hij als priester geconfronteerd zou worden.
Hoewel het priesterschap formeel een eis was om op Christ Church te blijven, kreeg hij dispensatie van de decaan, Henry Liddell. Dit was hoogst ongebruikelijk en het blijft een raadsel waarom de decaan ermee instemde. Temeer daar Charles actief deelnam aan het verzet tegen menig plan van de hervormingsgezinde decaan. In 1864 ging het, bijvoorbeeld, over de uitreiking van beurzen. Daarna trok Charles zich terug als examinator wiskunde omdat hij vond dat de exameneisen – en daarmee de standaard van Christ Church College – teveel verlaagd werden. In 1865 ondersteunde hij een actie van studenten die meer invloed eisten op het bestuurscollege. In het kader van deze controverses schreef Charles diverse pamfletten waarbij hij niet alleen blijk gaf van enig conservatisme maar ook van minachting voor argumentatie met een gebrekkige logica. In 1874 zijn de pamfletten gebundeld in de publicatie Notes by an Oxford Chiel.
In deze tijd publiceerde Charles ook literair werk, met name in het tijdschrift The Comic Times, later The Train geheten. In 1856 gebruikte hij voor het eerst zijn pseudoniem Lewis Carroll, voor het gedicht ‘Solitude’.
Charles bleef zijn hele leven op Christ Church waar hij uiteindelijk over een bijzonder comfortabele woonruimte beschikte. In 1881 gaf hij zijn docentschap op om zich geheel aan zijn schrijfwerk te kunnen wijden. Dat verhinderde hem niet om in 1882 beheerder te worden van de Common Room, de ontmoetingsruimte van Christ Church.
Charles ging ouderwets gekleed. Hij was ca. 1.83 meter lang, slank, had krullend bruin haar dat hij langer droeg dan gebruikelijk was. Hij maakte dagelijks, vaak lange, wandelingen.
Vanaf 1855 hield hij een dagboek bij. In totaal schreef hij er dertien vol, waarvan er vier uit de periode 1853-1863 ontbreken.
Christ Church College
Charles’ zitkamer op Christ Curch
Alice in Wonderland
Toen Henry Liddell in 1855 decaan van Christ Church College werd, betrok hij met zijn gezin een woning op het College. Hij en zijn vrouw Lorina hadden op dat moment vier kinderen: zoon Harry en drie dochters, Lorina Charlotte, Alice en Edith. Alice, de middelste van de drie meisjes, was toen drie jaar oud. Het waren de enige vrouwelijke bewoners op het College.
Charles maakte kennis met de Liddell-familie toen hij de meisjes in hun tuin ontmoette en hij hen als voorgrond wilde gebruiken voor één van zijn foto’s. Hij ontwikkelde een sterke vriendschap met de kinderen en in het bijzonder met Alice. In het begin bestond hun contact vooral uit het maken van foto’s, maar geleidelijk werd hij kind aan huis bij de familie Liddell. Hij vertelde de kinderen verhalen en nam ze regelmatig mee op uitstapjes, waaronder boottochten op een zijriviertje van de Theems.
Bekend is vooral de tocht op 4 juli 1862 met de Liddell-dochters Lorina, Alice en Edith die toen resp. dertien, tien en acht jaar oud waren, in gezelschap van Charles’ vriend Robinson Duckworth van Trinity College. Tijdens deze tocht vertelde Charles het verhaal van een meisje Alice dat in een konijnenhol valt en vervolgens een aantal avonturen beleeft. Alice genoot zodanig van het verhaal dat ze Charles vroeg of hij het wilde opschrijven. Charles gaf gehoor aan dit verzoek maar het duurde nog tot februari 1863 voordat hij het verhaal had uitgeschreven. Het omvatte 18.000 woorden en hij voorzag het van zijn eigen illustraties; als titel koos hij voor Alice’s Adventures Underground. Deze handgeschreven versie gaf hij aan Alice op 26 november 1864.
Al eerder had hij het laten lezen aan zijn vriend, de dichter en romanschrijver George MacDonald. Op diens aanraden en ook vanwege het enthousiasme van zijn kinderen, begon Charles een gedrukte uitgave te overwegen. Daartoe breidde hij het verhaal wel aanzienlijk uit (tot 35.000 woorden) en veranderde hij de titel in Alice’s Adventures in Wonderland. Hij benaderde de bekende cartoonist van het tijdschrift Punch John Tenniel voor de illustraties en vond uitgeverij Macmillan bereid het uit te geven.
De eerste uitgave was gepland in juni 1865. Maar Tenniel was dermate ontevreden over de kwaliteit van de gedrukte illustraties dat Charles een geheel nieuwe uitgave bestelde en besloot de eerdere editie aan te bieden aan een Amerikaanse uitgever. De nieuwe uitgave was klaar met Kerst 1865. Eind 1866 waren er 5000 exemplaren verkocht en daarmee had Charles de door hemzelf betaalde kosten van de nieuwe editie terugverdiend.
Alice Liddell is vaak Dodgsons muze genoemd, dé inspiratiebron voor zijn verhaal, maar Charles heeft zelf altijd ontkend dat het verhaal op een bestaand kind gebaseerd was. Alice Liddell lijkt ook niet op de afbeeldingen bij het verhaal, niet op Charles’ eigen illustraties bij Alice’s Adventures Underground, en ook niet op de illustraties van Tenniell. Het feit dat Charles het manuscript van Alice’s Adventures Underground aan Alice Liddell heeft gegeven is de enige indicatie dat zij hem tot het verhaal heeft geïnspireerd.
Alice’s zusjes zijn in het verhaal te herkennen in twee van de dieren die Alice ontmoet in de Caucus Race (hoofdstuk 3, als de Lory en de Eaglet) Ook Duckworth komt daarbij voor (als de Duck) plus Charles zelf als de Dodo, een verwijzing naar de manier waarop hij stotterend zijn naam uitsprak als hij zich voorstelde.
In Alice’s Adventures in Wonderland wordt Alice geconfronteerd met vreemde wezens, vooral dieren en karakters die zijn gebaseerd op het kaartspel. Ze zijn allemaal ouder dan Alice en ze gaan in woord en daad in tegen alles wat ze heeft geleerd. Maar terwijl kinderen in de Victoriaanse tijd geacht werden op de achtergrond te blijven, stelt Alice vragen waarmee ze de irrationaliteit van het gedrag van deze wezens aan de kaak stelt. Ze weigert uiteindelijk zich te confirmeren aan de curieuze regels van Wonderland en ontmaskert het geheel door uit te roepen dat ze slechts een spel kaarten zijn. Aan het eind van het verhaal blijkt dat ze het allemaal heeft gedroomd.
Het verhaal was indertijd revolutionair als kinderboek. Het merendeel van de kinderboeken was saai, moraliserend en informatief vanuit didactisch oogpunt. Charles brak met die traditie en schreef vanuit de positie van het kind waarin hij zich opmerkelijk goed wist te verplaatsen.
Het boek is vanaf het eerste begin populair en is sindsdien altijd in de verkoop gebleven. Het is vertaald in 174 talen en vormt ook een inspiratiebron voor vele spin offs in de vorm van verhalen, strips, films, speelgoed en allerhande prullaria.
In de periode tussen de boottocht en de publicatie van Alice’s Adventures in Wonderland deed zich een crisis voor in de relatie tussen Charles en Alice. In juni 1863 gingen de Liddells op vakantie en gedurende zes maanden komt Alice niet meer voor in Charles’ dagboek. De keren dat hij haar daarna nog zag, hield hij zich afzijdig, lezen wij in zijn dagboek. De oorzaak van deze breuk is onbekend: de dagboekpagina’s die daar licht op zouden kunnen werpen, ontbreken en zijn vermoedelijk na Charles’ dood door de familie verwijderd.
De breuk tussen Charles en Alice is uiteraard onderwerp van vele speculaties. De meest gehoorde verklaring is dat Mrs. Liddell zich zorgen begon te maken over de aard van de relatie tussen Charles en haar dochter, wellicht zelfs omdat Charles te kennen had gegeven dat hij met Alice zou willen trouwen. Maar er waren ook geruchten over een relatie tussen Charles en “Ina”, waarbij met Ina zowel de oudste dochter Lorina kan worden bedoeld als de moeder van de kinderen die dezelfde voornaam had. Tenslotte vinden we tevens betogen met “aanwijzingen” voor een mogelijke relatie tussen Charles en de gouvernante, mrs. Prickett, Het blijft een mysterie.
Charles ca. 1855
De Liddell zusjes
Na Alice
Charles heeft zijn hele leven Engeland nooit verlaten, op één uitzondering na: in 1867 ondernam hij samen met zijn vriend Henry Liddon een reis van twee maanden naar Rusland, waarbij zij tevens Duitsland, Polen, België en Frankrijk bezochten. Tijdens deze reis besteedden ze veel aandacht aan kunst, cultuur en godsdienst. Hij schreef zelf een verslag van de reis.
In 1868 overleed zijn vader. Charles zorgde voor nieuwe huisvesting voor zijn broers en zussen die op dat moment geen van allen getrouwd waren: The Chestnuts in Guildford. Zes van zijn zussen zouden daar hun hele leven blijven wonen. In 1871 trouwden zowel zijn zus Mary als zijn broer Wilfred. The Chestnuts werd een ontmoetingsplaats voor familieleden; Charles kwam er zelf ook vaak en bracht er meestal zijn vakanties door.
In 1869 verscheen Phantasmagoria, een verzameling van zijn gedichten, zowel humoristische als serieuze.
In dezelfde maand dat zijn vader overleed begon Charles aan zijn tweede boek over Alice: Through the Looking-Glass and What Alice Found There.
Hiervoor maakte hij gebruik van veel ideeën, anecdotes en verhalen uit verschillende eerdere fases van zijn leven. Het verhaal sluit ook aan op Charles’ voorliefde voor omkeringen: in het verhaal stapt Alice door een grote spiegel en komt daardoor in een kamer, die het spiegelbeeld vormt van haar eigen woonkamer. Veel in de wereld die ze daar aantreft is omgekeerd ten opzichte van onze werkelijkheid. De opbouw van het verhaal verloopt volgens het schaakspel. Onderdeel van het verhaal is het bekende nonsens-gedicht Jabberwocky. Het boek wordt afgesloten met een acrostichon waarvan de beginletters de naam ‘Alice Liddell’ vormen. Through the Looking-Glass and What Alice Found There is uitgegeven in 1871, wederom bij Macmillan en met illustraties van John Tenniel. Het kreeg voortreffelijke recensies.
In de zomer van 1874 verbleef Charles’ 22 jaar oude neef Charlie Wilcox in Guildford vanwege tuberculose en Charles kwam daarheen om hem te verzorgen. Tijdens een lange nachtwandeling kwam de zin “For the Snark was a Boojum, you see” bij hem op; hij breidde deze uit tot een couplet en vervolgens tot een volledig gedicht. Dit werd zijn derde literaire meesterwerk, The Hunting of the Snark.
Het is een humoristisch gedicht, met meer donkere humor dan de Alice-boeken. Het gaat over een vreemd gezelschap dat op jacht gaat naar de snark, een denkbeeldig dier bedacht door Charles. Gevraagd naar mogelijke verborgen betekenissen van het verhaal, verklaarde Charles dat hier geen sprake van was en dat hij er vrede mee had dat ieder in het verhaal ziet wat hij of zij er in wenst te zien.
The Hunting of the Snark kwam uit in 1876 en werd geïllustreerd door Charles’ vriend Henry Holiday, die schilder was en glas-in-lood ramen ontwierp. Alhoewel de recensies matig waren, had het een grote aantrekkingskracht op lezers en liep de verkoop goed.
Om meer tijd voor schrijven vrij te maken gaf Charles in 1881 zijn docentschap op. Hij ging zich nu, naast wiskunde, richten op logica en puzzels, maar ook op nieuw literair werk. Charles schreef veel, maar helaas is een deel van zijn productie verloren gegaan.
In 1886 werd Alice in Wonderland uitgevoerd als operette waarvoor Charles samenwerkte met Henry Savile Clarke en de componist Walter Slaghter. In 1887 schreef Charles het essay Alice on Stage over de uitvoering en het proces van totstandkoming.
Veel tijd stak hij in zijn vierde grote literaire werk: Sylvie and Bruno en Sylvie and Bruno Concluded. De basis hiervoor was zijn verhaal Bruno’s Revenge, dat in 1867 was verschenen in Aunt Judy’s Magazine.
Het resultaat was een roman die zowel voor kinderen als volwassenen was bedoeld. Er is sprake van twee plots die zich afspelen in verschillende werelden: de actuele wereld in de Victoriaanse tijd en een sprookjeswereld. Het sprookjes-deel bevat veel nonsens-elementen en gedichten, het Victoriaanse deel is een sociale roman waarin onder meer godsdienst en moraal aan de orde komen. De twee delen verschenen respectievelijk in 1889 en1893, met illustraties van Harry Furniss die cartoonist bij Punch was. Hoewel Charles hier meer tijd in had gestoken dan in de Alice-boeken, waren ze minder succesvol; de algemene opvatting is dat beide delen moeilijk leesbaar zijn.
De Chestnuts in Guildford
Charles’ zussen
Fotograaf
Charles Dodgson was een getalenteerd fotograaf die nog altijd erkenning geniet als een van de bekendste Victoriaanse fotografen.
Gestimuleerd door zijn oom Skeffington Lutwidge en zijn vriend Reginald Southey begon hij in 1856 te fotograferen. Fotografie was indertijd een ingewikkelde aangelegenheid, als gevolg van het zogenaamde natte-plaat-procedé. Een foto moest onmiddellijk na de opname worden ontwikkeld en een fotograaf was totaal zeker 20 minuten bezig om één foto te maken. Vanaf 1863 huurde Charles een ruimte tegenover Christ Church die hij als studio gebruikte, maar toen hij in 1868 ruimere huisvesting op Christ Church kreeg bouwde hij op het dak een kleine houten studio met een glazen dak. In 1880 stopte hij met fotograferen, waarschijnlijk vanwege het tijdrovende karakter ervan en zijn afkeer van nieuwe, efficiëntere technieken.
In totaal maakte hij vermoedelijk meer dan 3.000 foto’s waarvan er nu ons nog slechts 1.000 ter beschikking staan.
Charles was in zijn tijd een bekend portretfotograaf. Op enkele uitzonderingen na vallen zijn foto’s uiteen in twee categorieën: beroemde personen en kinderen, vooral meisjes.
Het maken van portretten zag hij als een handige entree bij hogere kringen. Zo heeft hij, behalve van zijn familie, vrienden en collega’s, onder meer portretfoto’s gemaakt van John Everett Millais, Ellen Terry, Dante Gabriel Rosetti, Julia Meargaret Cameron, Michael Faraday, Lord Salisbury en Alfred Tennyson.
Hij onderscheidde zich bijzonder in de fotografie van kinderen; daar beleefde hij ook het meest plezier aan. Alice Liddell was één van zijn favoriete onderwerpen, maar er zijn bijvoorbeeld ook foto’s van de kinderen van de schrijver George Macdonald en de zonen van de dichter Alfred Lord Tennyson.
Naaktstudies in het bijzonder van kinderen waren in de Victoriaanse tijd populair bij schilders en fotografen en ook Charles maakte diverse naaktfoto’s van kinderen, altijd met toestemming en vaak ook in aanwezigheid van ouders.
Zijn portretten en met name die van kinderen wijken aanzienlijk af van de gebruikelijke studio-portretten uit die tijd. Ze vallen op door de kwaliteit van hun compositie, de relatie van de gefotografeerde personen tot de omgeving. Charles slaagde erin om zijn onderwerpen ontspannen, rustig en met vertrouwen te laten poseren, ondanks het feit dat ze geruime tijd stil moesten zitten.
George MacDonald
Alice Liddell
Wiskundige en logicus
Al in zijn jeugd was duidelijk dat Charles evenals zijn vader een bijzondere aanleg had voor wiskunde.
Toen hij wiskundedocent werd aan Christ Church College, gaf hij vooral les in meetkunde. Hij was een groot aanhanger van de boeken van Euclides, wiens werk tot het midden van de 19e eeuw het standaard-boek voor het meetkunde-onderwijs was geweest doch rond 1860 steeds vaker ter discussie werd gesteld. In 1879 schreef Charles Euclid and his modern rivals, een toneelstuk waarin hij de minderwaardigheid van dertien recente meetkunde-leerboeken ten opzichte van Euclides aantoonde.
Zijn wiskundige werk bestond naast teksten voor studenten uit publicaties over diverse wiskundige onderwerpen die hem interesseerden. Hij publiceerde behalve op het gebied van meetkunde bijvoorbeeld ook over algebra, trigonometrie en waarschijnlijkheidsleer.
In 1860 schreef hij zijn eerste wiskunde-leerboeken. Zijn bekendste werk is An Elementary Treatise on Determinants, with their Application uit 1867. Het bevatte diverse nieuwe ideeën maar was geen succes, deels omdat het slecht verspreid werd onder wiskundigen, maar ook omdat het moeilijk leesbaar was onder meer vanwege de omslachtige notatie die hij gebruikte.
Charles zag zichzelf vooral als docent en historici verschillen van mening over zijn niveau als wiskundige. Hij mengde zich niet in het circuit van de wiskundigen van zijn tijd, sloot zich niet aan bij een van de wiskundige genootschappen en had geen abonnement op de belangrijkste wiskundige tijdschriften. Toch werkte hij niet geïsoleerd en hield hij zich wel degelijk op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen.
Hij was een enigszins conservatief wiskundige en hield zich dan ook niet bezig met de symbolische algebra die ca. 1830 van de grond kwam en waarbij symbolen en abstracte bewerkingen een belangrijke rol speelden.
Toen het in het midden van de 19e eeuw nuttig bleek om in de wiskunde meer dan de gebruikelijke drie dimensies te gebruiken, hield Charles zich hier verre van. Hij was een aanhanger van de traditionele opvatting dat de wiskunde bestond uit absolute zekerheden die een directe relatie hadden met de werkelijkheid.
Maar desondanks stond hij wel degelijk open voor nieuwe ideeën en stelde hij regelmatig op onverwachte wijze gebruikelijke wiskundige opvattingen ter discussie. Hij schroomde daarbij zeker niet om bekende collega’s aan te vallen op onderwerpen waarop hij zichzelf deskundig achtte.
Relatief laat in zijn leven werd hij ook actief op het gebied van de logica; zijn eerste logische werk dateert van 1886. Zijn belangstelling voor logica was echter sterk gerelateerd aan zijn werk als wiskundedocent en dus al veel eerder aanwezig.
Tot ver in de 19e eeuw was de logica van Aristoteles en met name zijn systeem van syllogismen bepalend voor de ontwikkeling van de logica. In feite viel Charles’ academische carrière vrijwel samen met de breakdown van de logica van Aristoteles en de opbloei van de symbolische logica, die wordt gekenmerkt door het gebruik van variabelen en symbolen. Charles was een van de exponenten van deze ingrijpende en in die tijd niet onomstreden vernieuwing.
Uit zijn geschriften wordt duidelijk dat Charles veel maatschappelijke waarde toekende aan de logica. Zo noemde hij logica nuttig voor het helder formuleren van ideeën, het ordenen van kennis en het aan de kaak stellen van drogredeneringen. Hij besteedde daarom veel aandacht aan de popularisering van de logica.
Hij had veel plezier in het lesgeven in logica, vooral aan kinderen. In 1887 begon hij les te geven aan scholen in Oxford, zoals de Oxford High School for Girls.
In zijn eerste logica-boek, The Game of Logic (1886), presenteerde Charles logica als een spel met een bord en fiches. Dit werd echter geen succes. In 1896 verscheen deel I van Symbolic Logic, dat kan worden gezien als een voortzetting en uitbreiding van de The Game of Logic. Het kreeg goede recensies, maar ondanks enkele interessante vernieuwingen kreeg de wetenschappelijke inhoud weinig aandacht.
Zijn oorspronkelijke plan was om Symbolic Logic uit te brengen in drie delen, maar hij werkte nog aan deel II toen hij overleed. In 1977 werden omvangrijke fragmenten van het beoogde tweede deel ontdekt en gepubliceerd. Het bouwt voort op deel I en introduceert ook een nieuwe methode: de boommethode. Deze was zeker vernieuwend maar ten tijde van de ontdekking in 1977 hadden andere logici (waaronder de Nederlander Evert Beth) al soortgelijke methoden ontwikkeld.
Meer invloed in de filosofische wereld hadden Charles’ twee bijdragen aan het filosofische tijdschrift Mind, namelijk A Logical Paradox (1894), ook bekend als The Barbershop Paradox, en What the Tortoise said to Achilles (1895). Hierin presenteerde hij een tweetal paradoxen die betrekking hebben op voorwaardelijke uitspraken, overigens zonder er zelf een oplossing bij te geven.
Zijn logische werken worden gekenmerkt door een heldere schrijfstijl, visuele methoden (diagrammen, boommethode) en amusante voorbeelden. Het zijn ook juist zijn visuele methode en zijn voorbeelden die nog in leerboeken worden aangetroffen. De vernieuwende elementen van zijn logica hadden nauwelijks impact op de verdere ontwikkeling van het vak logica. Naast het feit dat een deel van zijn werk pas bijna 80 jaar na zijn dood werd ontdekt, werd het overschaduwd door de versnelling in de ontwikkeling van de logica na zijn dood onder invloed van met name Frege en Russell.
Charles combineerde zijn liefde voor logica, wiskunde en spelletjes in een grote hoeveelheid puzzels en raadsels waarmee hij op amusante wijze logisch denken hoopte te stimuleren. Een aantal ervan werd tijdens zijn leven gepubliceerd in A Tangled Tale (1885) en Pillow Problems (1893).
Hij ontwikkelde ook woordspelen, zoals een spel dat lijkt op ons huidige scrabble en een soort woord-ladder, doublets.
Verder bedacht hij onder meer een alternatief systeem voor parlementaire vertegenwoordiging, eerlijker spelregels voor tennis en een tweetal cryptografische methodes.
Gertrude Chataway
E. Gertrude Thomson
Onder de mensen
Charles Dodgson leidde een actief sociaal leven. Hij was een innemend entertainer, hij kon heel behoorlijk zingen en was ook niet bang om dat voor publiek te doen. Hij was een liefhebber van imitaties en een enthousiast verhalenverteller.
Hij ging graag en vaak naar het theater, wat in die tijd voor een geestelijke nogal ongebruikelijk was.
Voordat hij de Alice-boeken schreef, bewoog hij zich in de kringen van de prerafaeliëten, kunstenaars die wilde terugkeren naar de eenvoud uit de tijd vóór Rafael. Hij ontmoette daar Dante Gabriel Rosetti, John Everett Millais, William Hunt en Arthur Hughes. John Ruskin. Hij was ook bevriend met de criticus John Ruskin en de schrijver George MacDonald. Hij legde veel contacten vanuit zijn hoedanigheid als portretfotograaf, zo maakte hij ook kennis met de dichter Alfred Tennyson en zijn familie.
In de periode 1855-1863 was de vriendschap met de Liddell-familie een belangrijk deel van zijn leven.
Het succes van Alice-boeken bracht de nodige veranderingen met zich mee, met onder meer fanmail en een toename van sociale contacten.
Hij onderhield vele vriendschappen met kinderen vooral meisjes, zoals Ethel and Julia Arnold, de nichtjes van de dichter Matthew Arnold. Hij fotografeerde ze en amuseerde ze met allerhande speeltjes.
Hoewel wel beweerd is dat zijn belangstelling ophield als de meisjes de volwassenheid naderden, bleef hij in werkelijkheid ook vaak contact met ze houden op de leeftijd van 20 jaar of ouder. Gertrude Chataway ontmoette hij in 1875 als kind van negen jaar op vakantie. Hij droeg The Hunting of the Snark aan haar op; het openingsgedicht gebruikt haar naam voor een dubbel acrostichon. Hun vriendschap zette zich ook voort toen ze volwassen was.
Ook met Isa Bowman, die, op 12-jarige leeftijd de eerste was die Alice speelde op het toneel, onderhield hij op latere leeftijd een vriendschap. Sylvie and Bruno is aan haar opgedragen: het boek begint met een acrostichon waarvan de beginletters haar naam vormen.
Ondanks het feit dat dit voor alleenstaande mannen in de Victoriaanse tijd not done was, onderhield hij diverse regelmatige contacten met volwassen vrouwen.
In 1879 ontmoette hij de kunstenaar E. Gertrude Thomson, met wie hij bevriend werd en samen naar het theater en musea ging. Een andere vriendin was de actrice Ellen Terry van wie hij een groot bewonderaar was.
Charles schreef veel brieven, aan kinderen en volwassenen. Hij hield een register bij van zijn totaal meer dan 100.000 verzonden en ontvangen brieven.
Eind 1897 kreeg hij griep toen hij in Guildford was. Deze verergerde tot een longontsteking en hij overleed op 14 januari 1898, bijna 66 jaar oud, in die tijd een respectabele leeftijd. Hij is begraven op Mount Cemetery in Guildford.
Charles Dodgson is wel gekarakteriseerd als paradox.
Hij was een boeiende persoonlijkheid met vele aspecten waarvan een aantal inderdaad tegenstrijdig lijken. In sommige analyses is dan ook wel gesuggereerd dat er sprake was van een gespleten persoonlijkheid: aan de ene kant de pedante wiskundeleraar, aan de andere kant de speelse creatieve auteur van de Alice-boeken. Maar daarmee doen we hem onrecht. Hij had een obsessie met orde en regelmaat, maar werd ook gefascineerd door het verstoren van die orde. Hij hechtte aan regels maar week daar bewust van af om de dingen op zijn eigen wijze te kunnen doen. En deze boeiende combinatie loopt dwars door alle facetten van zijn leven.
We herkennen dit dan ook duidelijk in zijn literaire werk: de verhalen die hij schreef in zijn jeugd, de Alice-boeken, Sylvie and Bruno, zijn puzzels en raadsels. Vooral in de beide Alice-boeken zet hij zijn lezers voortdurend op het verkeerde been met woordspelingen, dubbelzinnigheden en drogredenen.
Er zijn veel biografieën geschreven over Charles Dodgson en zijn dagboeken bevatten een schat aan informatie over zijn leven. Maar hij was selectief met wat hij in de dagboeken schreef en ze zijn ook nog eens onvolledig: behalve een viertal delen missen we ook een aantal pagina’s over een belangrijk moment in zijn leven.
Zoals hierboven al duidelijk werd, laat het beschikbare materiaal nog heel wat ruimte voor speculatie. Lewis Carroll blijft in menig opzicht een mysterie.
Charles ca. 1890
Charles’ graf in Guildford
Hieronder een overzicht van de belangrijkste biografische gegevens.
1832 | Geboren in Daresbury, Cheshire op 27 januari |
1843 | Verhuizing naar Croft, Yorkshire |
1844-1845 | leerling Richmond School |
1846-1849 | leerling Rugby School |
1850 | Inschrijving aan de Universiteit van Oxford (Christ Church) |
1851 | Verhuizing naar Oxford |
Overlijden van zijn moeder | |
1854 | BA wiskunde (first Class Honour) |
1855-1857 | Onderbibliothecaris van Christ Church |
Master of the House | |
Benoeming tot wiskunde-docent (tot 1881) | |
1856 | Keuze van het pseudoniem Lewis Carroll, met de hulp van Edmund Yates, uitgever van The Train |
Aanschaf eerste camera, met de hulp van Reginald Southey | |
1857 | MA aan de Universiteit van Oxford |
1858 | Senior Student aan de Universiteit van Oxford |
1861 | Wijding tot diaken |
1862 | (4 juli) roeitocht op de rivier Isis in Oxford, samen met zijn vriend Robinson Duckworth en de drie dochters van de decaan van Christ Church (Lorina, Alice en Edith Liddell). Tijdens deze tocht vertelde hij het verhaal waaruit later Alice’s Adventures in Wonderland ontstond. |
1865 | Publicatie van Alice’s Adventures in Wonderland, met illustraties van John Tenniel |
1867 | Reis naar Rusland, samen met Henry Liddon |
1868 | Overlijden van zijn vader |
Huurovereenkomst voor The Chestnuts in Guildford, Surrey t.b.v. de familie Dodgson | |
1871 | Publicatie van Through the Looking-Glass, als opvolger van Alice’s Adventures in Wonderland |
1877 | Eerste zomervakantie in Eastbourne, waar hij vervolgens ieder jaar terugkeerde |
1880 | Einde van zijn fotografische activiteiten |
1881 | Nam ontslag als docent wiskunde om meer tijd te kunnen besteden aan zijn publicaties op andere terreinen |
1882-1892 | Curator of Common Room (verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in de ‘Graduate Club’ van Christ Church) |
1898 | 14 januari: Overlijden in Guildford |
Begraven in Mount Cemetery, Guildford |
De belangrijkste biografieën:
- Collingwood, Stuart Dodgson (1898). The Life and Letters of Lewis Carroll (Rev. C.L. Dodgson). London, T. Fisher Unwin.
- Clark, Anne (1979). Lewis Carroll: a Biography. London, J.M. Dent & Sons Ltd.
- Cohen, Morton N. (1995). Lewis Carroll: a Biography. London, Macmillan.
- Hudson, Derek (1976). Lewis Carroll: an Illustrated Biography. London, Constable.
- Leach, Karoline (1999). In the Shadow of the Dreamchild. London, Peter Owen.
Revised and expanded edition 2009. - Stoffel, Stephanie Lovett (1997). Lewis Carroll and Alice. London, Thames and Hudson.
- Woolf, Jenny (2010). The Mystery of Lewis Carroll. London, Haus.
De dagboeken van Lewis Carroll
Gedurende zijn gehele volwassen leven hield Charles Dodgson een dagboek bij en, alhoewel niet iedere dag er afzonderlijk in voorkomt, geeft dit een gedetailleerd beeld van zijn activiteiten.
Negen delen van zijn dagboeken hebben de tand des tijds overleefd; ze beslaan de periode van 1 januari 1855 tot 23 december 1897. De delen zijn genummerd van 2 tot 13, de delen 1, 3, 6 en 7 ontbreken.
In 1950 werd een geredigeerde versie gepubliceerd. De volledige tekst van de beschikbare delen is geannoteerd en geïndexeerd gepubliceerd door de Britse Lewis Carroll Society.